In deze zaak gaat het om de toestemming voor de verhuizing van de minderjarige dochter van partijen, geboren in 2011, naar Engeland door de moeder. De vader heeft in hoger beroep verzocht om de beschikking van de rechtbank Limburg, die de moeder toestemming gaf om te verhuizen, te vernietigen. De rechtbank had eerder bepaald dat de moeder met de minderjarige mocht verhuizen en dat zij de minderjarige kon inschrijven op een Engelse school. De vader is van mening dat de verhuizing niet in het belang van de minderjarige is en heeft bezwaren geuit over de gevolgen van de verhuizing voor de omgang met de minderjarige. De moeder heeft echter betoogd dat de verhuizing noodzakelijk is voor haar en de minderjarige, gezien haar relatie met haar partner in Engeland en haar financiële situatie. Het hof heeft de belangen van beide ouders en de minderjarige afgewogen en geconcludeerd dat de verhuizing in het belang van de minderjarige is. Het hof heeft de verzoeken van de vader om de raad met een onderzoek te belasten en een bijzondere curator te benoemen afgewezen. De moeder heeft voldoende aangetoond dat de verhuizing goed is voorbereid en dat de minderjarige zich zal aanpassen aan de nieuwe situatie. De zorgregeling is ook besproken, waarbij het hof heeft geoordeeld dat de voorgestelde regeling van de moeder, die rekening houdt met de belasting van het reizen voor de minderjarige, het beste is. De vader heeft recht op contactmomenten, maar de regeling die de moeder heeft voorgesteld is in het belang van de minderjarige. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en de proceskosten gecompenseerd.