In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vader tegen eerdere beschikkingen van de rechtbank Oost-Brabant met betrekking tot de omgangsregeling met zijn minderjarige dochter. De vader heeft verzocht om een omgangsregeling van eenmaal in de veertien dagen voor de duur van twee uur. De moeder heeft verweer gevoerd en verzocht om bekrachtiging van de eerdere beschikkingen. De mondelinge behandeling vond plaats op 17 augustus 2017, waarbij de vader niet aanwezig was vanwege gezondheidsklachten, wat door het hof als onvoldoende onderbouwd werd afgewezen. De minderjarige is gehoord en heeft ernstige bezwaren tegen omgang met de vader geuit. Het hof heeft kennisgenomen van eerdere beschikkingen en rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming, die ook tegen een omgangsregeling zijn. Het hof oordeelt dat een omgangsregeling op dit moment niet haalbaar is, gezien de bezwaren van de minderjarige en de spanningen die dit zou veroorzaken. De vader wordt niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep tegen eerdere beschikkingen en de beschikking van 18 oktober 2016 wordt bekrachtigd.