Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- tussen de vader en de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] een zorgregeling wordt vastgesteld onder begeleiding van de Mutsaersstichting, onder oplegging van een BOR-traject niveau 3, dan wel dat contacten tussen de vader en de kinderen zullen plaatsvinden op een door het hof te bepalen wijze met een door het hof te bepalen duur en frequentie;
- dat aan de moeder voortaan alleen het eenhoofdig gezag toekomt over de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
- primair: de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar beroep, nu voor beide verzoeken van de zijde van de moeder in hoger beroep geen plek is, doch eerst (opnieuw) een bodemprocedure dient te worden doorlopen;
- subsidiair: het beroep van de moeder, zowel ten aanzien van de verzochte wijze van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken alsmede ten aanzien van de verzochte wijziging van het ouderlijk gezag, af te wijzen zodat voormelde beschikking onverkort in stand blijft
3.De beoordeling
- de ontbinding van het geregistreerd partnerschap van partijen uitgesproken;
- bepaald dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats zullen hebben bij de moeder;
- bepaald dat de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken als volgt zal zijn:
Het is evenwel onbekend wat de grensoverschrijdende gedragingen bij de vader heeft veroorzaakt. Bekend is dat de vader het moeilijk heeft (gehad) met de diagnose betreffende zijn fysieke gezondheid. Het is echter onduidelijk of deze diagnose, eventueel in combinatie met de scheidingsproblematiek, voor een crisis heeft gezorgd, dan wel of sprake is van langdurige onderliggende problematiek. Evenmin is duidelijk of de vader onder behandeling staat of heeft gestaan van een psycholoog of psychiater.
4.De beslissing
PRO FORMA 29 december 2017;