ECLI:NL:GHSHE:2017:3799
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bekrachtiging van de weigering tot toelating tot de schuldsaneringsregeling wegens niet te goeder trouw handelen van de schuldenares
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 31 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van de rechtbank Zeeland-West-Brabant om de schuldsaneringsregeling toe te passen voor de appellante. De rechtbank had eerder op 29 juni 2017 het verzoek van de appellante afgewezen, omdat niet voldoende aannemelijk was dat zij te goeder trouw was ten aanzien van het ontstaan van haar schulden in de vijf jaar voorafgaand aan haar verzoek. De appellante had een totale schuldenlast van € 13.123,57, waarvan een aanzienlijk deel, € 12.499,94, aan haar ex-echtgenoot was verschuldigd. De rechtbank oordeelde dat de appellante in november 2013 zonder recht een bedrag van € 5.000,00 uit de kluis van de voormalige echtelijke woning had weggenomen, wat niet te goeder trouw was. De appellante voerde aan dat zij in een overmachtssituatie verkeerde en dat de gelden waren aangewend voor noodzakelijke kosten van levensonderhoud voor haar en haar kinderen. Het hof heeft echter geoordeeld dat de appellante niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar stellingen en dat zij niet te goeder trouw was ten aanzien van een substantieel deel van haar schulden. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bekrachtigd en het verzoek van de appellante om toegelaten te worden tot de schuldsaneringsregeling afgewezen.