ECLI:NL:GHSHE:2017:4179

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 september 2017
Publicatiedatum
3 oktober 2017
Zaaknummer
WR 253-07-2017
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wraking van raadsheren in strafzaak

In deze zaak heeft de wrakingskamer van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 26 september 2017 uitspraak gedaan op een verzoek tot wraking van de raadsheren F.P.E. Wiemans, P.T. Gründemann en J.M.G. Brughuis. Het verzoeker, die in een strafzaak met parketnummer 20-002963-16 betrokken was, had op 12 juli 2017 tijdens een zitting in hoger beroep om wraking verzocht. De verzoeker stelde dat de raadsheren vooringenomen waren, omdat zij zijn verzoek om aanhouding van de behandeling van de zaak hadden afgewezen. De wrakingskamer heeft het verzoek op 12 september 2017 behandeld, waarbij de raadsheren en de verzoeker niet aanwezig waren, maar de advocaat-generaal wel. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de beslissing van de strafkamer om het verzoek tot aanhouding af te wijzen niet gepaard ging met omstandigheden die duiden op vooringenomenheid. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid en heeft het wrakingsverzoek afgewezen. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken en het proces in de hoofdzaak kan worden voortgezet.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Wrakingskamer
registratienummer wraking Wr 253-07-2017
datum beslissing: 26 september 2017
beslissing van de wrakingskamer op het mondelinge verzoek als bedoeld in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering
in de zaak met parketnummer 20-002963-16 van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
advocaat: voorheen mr. J.H.E.M. Kersemaekers, thans onttrokken,
strekkende tot wraking van mrs. F.P.E. Wiemans, P.T. Gründemann en J.M.G. Brughuis, raadsheren in de strafsector van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch.

1.Het procesverloop

1.1.
Op 12 juli 2017 heeft de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, bestaande uit mrs. Wiemans, Gründemann en Brughuis, in hoger beroep de strafzaak tegen verzoeker behandeld. Tijdens die zitting heeft verzoeker mondeling verzocht om voornoemde raadsheren te wraken.
1.2.
Mrs. Wiemans, Gründemann en Brughuis hebben verklaard dat zij niet in de wraking berusten.
1.3.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het proces-verbaal van de zitting van 12 juli 2017.
1.4.
De wrakingskamer heeft het wrakingsverzoek ter openbare zitting van 12 september 2017 behandeld. Mrs. Wiemans, Gründemann en Brughuis zijn niet ter zitting verschenen. Verzoeker is evenmin verschenen. Advocaat-generaal mr. M.H.A. Paapen was wel ter zitting aanwezig en heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.
1.5.
Na de mondelinge behandeling heeft de voorzitter het onderzoek gesloten en medegedeeld dat de wrakingskamer zo snel mogelijk in het openbaar uitspraak zal doen.

2.Het standpunt van verzoeker

Verzoeker stelt zich op het standpunt dat, zo begrijpt de wrakingskamer althans, de vooringenomenheid van de leden van de behandelend strafkamer blijkt uit de omstandigheid dat de behandelend strafkamer zijn verzoek, strekkende tot aanhouding van de behandeling van de zaak om rapportages door zijn maatschappelijk werkster van Daklozenopvang de Zuidwester en door zijn persoonlijk begeleider van Novadic Kentron op te laten maken, heeft afgewezen. Naar de mening van verzoeker kan zijn strafzaak niet inhoudelijk worden behandeld zonder dat er schriftelijke stukken voorhanden zijn die zijn persoonlijke omstandigheden verduidelijken.

3.Het standpunt van mrs. Wiemans, Gründemann en Brughuis

Mrs. Wiemans, Gründemann en Brughuis hebben geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.

4.De beoordeling

4.1.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 6, eerste lid, EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
4.2.
De beslissing om al dan niet de inhoudelijke behandeling van de strafzaak aan te houden is in beginsel een rechterlijke beslissing. Die beslissing staat niet ter beoordeling aan de wrakingskamer. Daarover kan niet worden geklaagd bij de wrakingskamer, die niet de functie van appel- of cassatierechter heeft. Een uitzondering zou kunnen worden aanvaard, als rechtstreeks of indirect, bijvoorbeeld uit de onbegrijpelijkheid daarvan, uit de beslissing van een vooringenomenheid blijkt.
4.3.
De beslissing die de strafkamer heeft genomen (om het verzoek tot aanhouding van de behandeling van de zaak af te wijzen) is naar het oordeel van de wrakingskamer niet gepaard gegaan met omstandigheden, waaruit blijkt van vooringenomenheid van de strafkamer en die beslissing is ook naar objectieve maatstaven niet onbegrijpelijk, noch kan daaruit een schijn van of vrees voor partijdigheid worden afgeleid.
4.4.
De wrakingskamer neemt daarbij in overweging dat de strafkamer verzoeker ter terechtzitting in de gelegenheid heeft gesteld zijn persoonlijke omstandigheden, voor zover van belang voor de behandeling van de zaak, nader toe te lichten en verzoeker tevens heeft medegedeeld dat, indien in de loop van het onderzoek ter terechtzitting of bij de beraadslaging in raadkamer naar het oordeel van het hof meer informatie nodig zou zijn ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van verzoeker, de zaak alsnog kan worden aangehouden of een tussenarrest gewezen kan worden.
Het is aan de strafkamer om te beoordelen of voor de te nemen beslissing in de strafzaak meer informatie met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van verzoeker in de vorm van rapportages nodig is.
4.3.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen verwerpt de wrakingskamer de door verzoeker opgeworpen grond. Het wrakingsverzoek moet worden afgewezen. Hetgeen verzoeker heeft aangevoerd, levert naar het oordeel van de wrakingskamer niet een uitzonderlijke omstandigheid op, die vrees voor vooringenomenheid van mrs. Wiemans, Gründemann en Brughuis kan rechtvaardigen, terwijl evenmin de schijn daarvan is gewekt.

5.De beslissing

Het hof:
wijst het verzoek tot wraking af;
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het wrakingsverzoek;
beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoeker, de advocaat-generaal en de raadsheren mrs. Wiemans, Gründemann en Brughuis.
Deze beslissing is gegeven door mrs. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, J. Swinkels en M.J.H.J. de Vries-Leemans en in het openbaar uitgesproken op 26 september 2017.