Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. W.H.P. de Jongh;
hierna te noemen: de oudste dochter, dan wel tezamen met de jongste dochter: de dochters,
tevens appellante in incidenteel appel,
advocaat: mr. M.J.W. Jongenelen;
hierna te noemen: de curator,
ambtenaar van de burgerlijke stand,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in principaal en incidenteel appel
3.De beoordeling
1. Is sprake van een dementieel ziektebeeld bij [de vrouw]?
zonder voorbehoudgeconstateerd dat er bij de vrouw sprake leek van langer bestaande cognitieve functiestoornissen. Bovendien zeggen dergelijke stoornissen niets over haar wilsbekwaamheid (op 16 november 2015). De vrouw heeft voor het ongeval nooit last gehad van bijvoorbeeld verwardheid. Na het ontslag uit het ziekenhuis was de vrouw weer de oude. Zij hoefde niet meer terug te komen voor controles. Duidelijk is dat de tijdelijke verwardheid in september 2015 veroorzaakt werd door een delier. De man betwist dat de vrouw in een gesprek met de huisarts op 28 september 2015 de achternaam van de man niet kende; dit was op een later moment het geval. De relatie tussen de dochters en de vrouw verslechterde doordat de oudste dochter de auto van de vrouw (een Audi) op haar naam had laten schrijven. De vrouw wilde mede door dit incident zo snel mogelijk met de man in het huwelijk treden. Zij realiseerde zich dat het leven eindig was. De man wilde dit eerder niet, maar stemde hier toen toch mee in. De vrouw realiseerde zich door het incident met de auto dat de dochters het gemunt hadden op haar bezittingen. De vrouw heeft om die reden omstreeks de huwelijksdatum haar testament gewijzigd en de dochters uitgesloten als erfgenamen in haar nalatenschap. De vrouw heeft ruim de tijd gekregen om na te denken over de inhoud van de bij de notaris te passeren akte en hier vervolgens weloverwogen mee ingestemd. Tijdens het gesprek bij de notaris op of omstreeks 16 november 2015 heeft de man veelal het woord gedaan, omdat de vrouw toen overstuur was. De vrouw heeft de eerder aan de oudste dochter verleende volmacht ingetrokken in een handgeschreven brief. De abs, noch de notaris, de heer mr. [notaris 1] , heeft aanleiding gezien om aan de wilsbekwaamheid van de vrouw te twijfelen. De bij de huwelijksvoltrekking aanwezige getuigen waren allen bekenden van de vrouw. De vrouw kende hen al ruim drie jaar. De man betwist dat de abs heeft verklaard dat de vrouw de aanwezige getuigen niet kende en dat deze abs na afloop van de huwelijksvoltrekking twijfelde of zij het huwelijk tussen de man en de vrouw wel had mogen sluiten. De man betwist de aantijging van GGZ dat iedereen bij de vrouw werd weggehouden door de man. Het was de vrouw zelf die alle hulpverlening weigerde omdat zij daar de noodzaak niet van in zag. De oudste dochter had er alle belang bij dat de moeder dement zou worden verklaard, aangezien in het geval van zes maanden durende wilsonbekwaamheid de eerder gegeven volmacht in werking zou treden. Alle in het geding gebrachte medische stukken dateren van na de huwelijksvoltrekking en zeggen dus niets over de toestand van de vrouw op 15 november 2016. Feiten die zich daarna hebben voorgedaan en het feit dat sprake is van een zeer progressief verloop van haar ziekte in de periode na 1 januari 2016, zeggen niets over de geestelijke gesteldheid van de vrouw op 16 november 2015. Geen enkele specialist heeft met terugwerkende kracht zonder voorbehoud kunnen vaststellen dat op 16 november 2015 sprake was van alzheimer of dementie.
De man heeft op verzoek van de curator eenmaal een bedrag van € 2.000,- betaald, als bijdrage in de kosten waarvoor hij mede draagplichtig is. Om haar taken goed te kunnen uitvoeren, is zij afhankelijk van de medewerking van de man.
Owv vandaag deze toestemming wil ik graag een contact op zo kort mogelijke termijn, voor meneer zich bedenkt en alles weer afblokt”. Daarbij noteerde de huisarts dat de man wel wist dat het niet goed ging, dat ze dementerend was, en ook dat de man voorlopig geen verwijzing naar de geheugenpoli wilde. Nadat op 14 december 2015 de GGZ met de man en vrouw een afspraak had gemaakt voor een huisbezoek op 18 december 2015 werd de GGZ op 18 december 2015 niet binnengelaten. De huisarts deed vervolgens een melding bij Veilig Thuis. In februari 2016 werd de vrouw dwalend in [plaats] aangetroffen en was zij in een kledingzaak op zoek naar een arts. Vervolgens is via Veilig Thuis overleg gestart met onder meer politie en zorgverleners omdat, kort gezegd, rekening werd gehouden met mogelijke oudermishandeling vanwege het onthouden van zorg