In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 12 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of belanghebbende zijn verplichting tot het betalen van partneralimentatie aan zijn ex-echtgenote heeft afgekocht door middel van een verrekening met een overbedelingsvordering. De belanghebbende had in eerste instantie een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen ontvangen, die hij aanvechtte. De Rechtbank Zeeland-West-Brabant had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna hij in hoger beroep ging. Het Hof oordeelde dat belanghebbende onvoldoende bewijs had geleverd dat hij zijn overbedelingsvordering had prijsgegeven in ruil voor het afzien van partneralimentatie door zijn ex-echtgenote. Het Hof baseerde zijn oordeel op de tekst van het echtscheidingsconvenant, waarin expliciet was opgenomen dat beide partijen afzien van partneralimentatie en dat zij in staat zijn om in hun eigen levensonderhoud te voorzien. Het Hof concludeerde dat er geen sprake was van een uitruil van rechten en bevestigde de uitspraak van de Rechtbank. De beslissing van het Hof houdt in dat de aanslag en de beschikking van de Inspecteur worden gehandhaafd, en dat er geen redenen zijn voor een vergoeding van het griffierecht aan belanghebbende.