3.1.6.Op 2 mei 2014 hebben partijen een vaststellingsovereenkomst (hierna: de Overeenkomst) ondertekend. In deze Overeenkomst is, voor zover in hoger beroep van belang, het hiernavolgende bepaald.
“- DAT de man na ondertekening van het echtscheidingsconvenant vond dat hij was benadeeld in financiële zin en opnieuw met de vrouw in overleg wilde treden over de vermogensrechtelijke afwikkeling, waarbij hij zich de vernietiging van het echtscheidingsconvenant ex artikel 3:196 BW dan wel 3:44 BW steeds heeft voorbehouden;
- DAT de benadeling volgens de man ziet op het niet meenemen van de waarde van de auto, merk Hyundai met kenteken [kenteken] , onderbedeling ten aanzien van de voormalige echtelijke woning en het onvermeld laten van de passiva behorende tot het voormalig ondernemingsvermogen van eenmanszaak [eenmanszaak] ;
- DAT gereedschappen en machines behorende bij voornoemde eenmanszaak door de vrouw zijn verkocht c.q. weggedaan en dat de man geen financiële compensatie hiervoor heeft ontvangen;
- DAT in het echtscheidingsconvenant d.d. 18 maart 2013 onder meer en voor zover hier van belang het volgende is opgenomen:
(…) [zie rov. 3.1.4. hiervóór – hof]
- DAT de vrouw wil voorkomen dat het echtscheidingsconvenant door de man wordt vernietigd en daarom met de man in overleg is getreden om te komen tot een oplossing voor het geschil;
- DAT partijen met betrekking tot het vorenstaande overleg hebben gevoerd, waarbij de man zich heeft laten bijstaan door mr. [advocaat] , advocaat te [plaats] , en de vrouw in de gelegenheid is geweest een advocaat te raadplegen en zich in ieder geval heeft laten bijstaan en laten adviseren door twee van haar broers;
- DAT partijen ter beëindiging of ter voorkoming van verdere onzekerheid of geschil omtrent hetgeen tussen hen rechtens geldt in onderling overleg een regeling hebben getroffen met betrekking tot voornoemde punten. De uitkomst hiervan wensen zij middels onderhavige vaststellingsovereenkomst te bekrachtigen.
KOMEN OVEREEN ALS VOLGT:
Artikel 1
Bovenstaande considerans maakt deel uit van deze overeenkomst. De overeenkomst is een vaststellingsovereenkomst ex artikel 7:900 BW.
Artikel 2
Lid 1
De vrouw vergoedt aan de man een bedrag ad € 8.500,-- zijnde schadeloosstelling in verband met de gereedschappen en machines die door haar zijn verkocht dan wel weggegeven. Partijen stellen vast dat op het moment van ondertekening van onderhavige vaststellingsovereenkomst het bedrag van € 8.500,-- door de vrouw aan de man in contanten is voldaan.
Lid 2
De vrouw neemt voor haar rekening en zal als eigen schuld voldoen, onder vrijwaring van de man, de zakelijke schuld van de eenmanszaak [eenmanszaak] bij de Rabobank onder kenmerk [rekeningnummer 1] , per saldo € 18.720,--, nog te vermeerderen met rente vanaf de datum van heden. Partijen spreken af dat de vrouw deze schuld zal aflossen uit de verkoopopbrengst van de woning te [plaats] , aan de [adres] , hierna ‘de woning’.
(…)
Lid 4
Ter verduidelijking van artikel 3.1 van het echtscheidingsconvenant d.d. 18 maart 2013 verklaren partijen dat onder ‘netto waarde’ dient te worden verstaan, de verkoopopbrengst van de woning minus de op de woning rustende hypothecaire geldlening en minus verkoop-, makelaars, en notariskosten,
vermeerderdmet de waarde van de Opbouw spaarrekening bij de rabobank met nummer [rekeningnummer 2] .
Lid 5
De man zal de vrouw een volmacht tot verkoop en levering van de woning verlenen.
Lid 6
Partijen verklaren dat in het echtscheidingsconvenant d.d. 18 maart 2013 onbenoemd zijn gebleven lijfrentepolissen en/of beleggingsverzekeringen, partijen genoegzaam bekend. Partijen verklaren dat iedere partij de op zijn naam staande polis(sen) en de daaraan gekoppelde eventuele uitkering behoudt/heeft behouden, zonder nadere verrekening van de waarde.
Artikel 3
Partijen verklaren dat de inhoud van het echtscheidingsconvenant d.d. 18 maart 2013 en de schriftelijke aanvulling hierop in stand blijven, voor zover niet van de inhoud is afgeweken in deze vaststellingsovereenkomst. De man verklaart nadrukkelijk af te zien van vernietiging van het echtscheidingsconvenant en vernietiging van de schriftelijke aanvulling daarop, nu er middels onderhavige vaststellingsovereenkomst een regeling is getroffen waarbij hij in financiële zin door de vrouw tegemoet gekomen is.
Artikel 4
Partijen verklaren jegens elkaar en ieder voor zich alle goede en kwade kanten van deze overeenkomst te aanvaarden en deswege uitdrukkelijk afstand te doen van ieder beroep op toekomstige of reeds ingetreden aan partijen al dan niet bekende feiten en omstandigheden te ene of ter andere zijde, welke ook, die anders mogelijk invloed zouden kunnen hebben op de rechtsverhouding tussen partijen.
Artikel 5
Partijen doen afstand van het recht om ontbinding van deze overeenkomst te vragen overeenkomstig art. 6:265 BW en/of ontbinding op andere grondslag. Nakoming, met of zonder schadevergoeding, kan steeds gevorderd worden.
Artikel 6
De -eventuele- nietigheid (althans vernietigbaarheid) van een bepaling van deze overeenkomst heeft niet tot gevolg dat de overeenkomst in haar geheel nietig/vernietigbaar is. In plaats van de nietige of ongeldige bepaling geldt een passende regeling, die de bedoeling van partijen en het door hen nagestreefde economische resultaat op een juridisch effectieve wijze zo dicht mogelijk nadert.
Artikel 7
Partijen verklaren hierbij de vermogensrechtelijke afwikkeling met inachtneming van de maatstaven van redelijkheid en billijkheid te hebben geregeld en zij verklaren tevens, behoudens met betrekking tot de rechten en verplichtingen genoemd in deze vaststellingsovereenkomst, het echtscheidingsconvenant d.d. 18 maart 2013 en de schriftelijke aanvulling daarop, niet meer van elkaar te vorderen te hebben en elkaar algehele en finale kwijting te verlenen.
(…)”
3.2.1.[appellant] heeft [geïntimeerde] gedagvaard. Hij heeft, samengevat, in conventie gevorderd, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- vernietiging van het Convenant;
- vernietiging van de Overeenkomst;
- veroordeling van [geïntimeerde] tot het overleggen van de gehele administratie van partijen in de periode rond zijn opname in [psychiatrisch ziekenhuis] tot aan het indienen van het echtscheidingsverzoek opdat kan worden bepaald wat het te verrekenen vermogen en de te verdelen eenvoudige gemeenschap is.
[appellant] legt aan zijn vorderingen primair ten grondslag dat hij bij de verdeling voor meer dan een kwart is benadeeld (art. 3:196 BW), subsidiair dat sprake was van een geestelijke stoornis (art. 3:34 BW) en ten slotte dat sprake was van een wilsgebrek, in het bijzonder misbruik van omstandigheden dan wel (wederzijdse) dwaling (art. 3:44 BW).
3.2.2.[geïntimeerde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen. Verder heeft zij in reconventie, samengevat, gevorderd, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- veroordeling van [appellant] om binnen twee dagen na het te wijzen vonnis mee te werken aan het wijzigen van de tenaamstelling van de Rabobank Opbouw Spaarrekening ( [rekeningnummer 2] ) en, indien hij dit weigert, haar te machtigen het vonnis in de plaats te stellen van de handtekening van [appellant] ;
en in voorwaardelijke reconventie:
- veroordeling van [appellant] tot het aan haar voldoen van € 88.109,78 binnen twee dagen na betekening van het te wijzen vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Aan haar (voorwaardelijke) vorderingen heeft [geïntimeerde] het Convenant en de Overeenkomst ten grondslag gelegd. [appellant] moet de verbintenissen die daaruit voortvloeien nakomen en daarom meewerken aan de wijziging van de tenaamstelling van de spaarrekening. Voor zover partijen worden veroordeeld om alsnog over te gaan tot de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden en verdeling van de tussen hen bestaande eenvoudige gemeenschap, dient [appellant] de gedurende de echtscheidingsprocedure door [geïntimeerde] betaalde kosten (€ 88.109,78) aan haar te voldoen.