In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 november 2017 uitspraak gedaan in een incident tot niet-ontvankelijk verklaring van de appellant, [appellant], in zijn hoger beroep tegen KPN BV. De appellant had in eerste aanleg gevorderd dat KPN zou worden veroordeeld om zijn internet-, telefoon- en televisieaansluiting te herstellen, met een dwangsom van € 350,00 per dag tot een maximum van € 20.000,00. KPN had in reconventie gevorderd dat de overeenkomst met de appellant rechtsgeldig kon worden opgezegd zonder enige vergoeding, met een opzegtermijn van één maand. De kantonrechter had de vordering van de appellant in conventie afgewezen en de reconventionele vordering van KPN toegewezen, waarbij de dwangsom was gemaximeerd tot € 7.500,00.
De appellant is tegen dit vonnis in hoger beroep gekomen en heeft zijn eis vermeerderd door ook verklaringen voor recht te vorderen dat KPN onrechtmatig heeft gehandeld en dat KPN tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. KPN heeft in het incident gevorderd om de appellant niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep, omdat de oorspronkelijke vordering in eerste aanleg onder de appelgrens van € 1.750,00 zou blijven. Het hof heeft vastgesteld dat de waarde van de vorderingen in conventie en reconventie bij elkaar opgeteld dient te worden om te bepalen of deze boven de appelgrens uitkomt. Het hof heeft de zaak aangehouden en partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de waarde van de vorderingen.