ECLI:NL:GHSHE:2017:4805

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 november 2017
Publicatiedatum
9 november 2017
Zaaknummer
200.215.411_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verbetering van de geboorteakte van een minderjarige met betrekking tot moedergegevens en naamgeving

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 9 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot verbetering van de geboorteakte van een minderjarige. De minderjarige en haar moeder, beiden van Chinese nationaliteit, hebben een verzoek ingediend om de geboorteakte te verbeteren, specifiek met betrekking tot de moedergegevens en de voor- en geslachtsnaam van het kind. De rechtbank Limburg had eerder het verzoek afgewezen, waarop de moeder in hoger beroep ging. Tijdens de mondelinge behandeling op 28 september 2017 heeft de moeder, bijgestaan door haar advocaat, haar standpunt toegelicht. De ambtenaar van de burgerlijke stand heeft verweer gevoerd, waarbij hij betoogde dat de identiteit van de moeder niet onomstotelijk kon worden vastgesteld. Het hof heeft de stukken en verklaringen van de moeder in overweging genomen, waaronder een DNA-rapport dat haar biologische moederlijkheid bevestigde. Het hof oordeelde dat de geboorteakte inderdaad misslagen bevatte, met name wat betreft de moedergegevens en de geslachtsnaam van het kind. Het hof heeft de ambtenaar gelast de geboorteakte te verbeteren, zodat de geslachtsnaam van het kind en de moedergegevens correct worden weergegeven. Het verzoek om wijziging van de voornaam van het kind werd echter afgewezen, omdat dit niet als een misslag werd gekwalificeerd. De beslissing van de rechtbank werd gedeeltelijk vernietigd en de ambtenaar werd opgedragen de geboorteakte aan te passen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer: 200.215.411/01
zaaknummer rechtbank: C/03/213869 / FA RK 15-3959
beschikking van de meervoudige kamer van 9 november 2017
in de zaak in hoger beroep van:
[appellante],
wonende te [woonplaats] (Spanje),
appellante,
hierna ook te noemen: verzoekster,
advocaat: mr. K.L. Sett,
tegen
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Heerlen,
zetelend te Heerlen ,
verweerder,
hierna ook te noemen: de ambtenaar.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de tussenbeschikking en de eindbeschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 19 april 2016 respectievelijk 21 februari 2017, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Verzoekster is op 2 mei 2017 in hoger beroep gekomen van (naar het hof uit het beroepschrift begrijpt) voormelde tussenbeschikking en van voormelde eindbeschikking.
2.2.
De ambtenaar heeft op 14 juni 2017 een verweerschrift ingediend.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 28 september 2017. Bij die gelegenheid zijn verschenen:
- verzoekster, vergezeld van mevrouw [een kennis van verzoekster] (een kennis van verzoekster) en bijgestaan door mr. Sett;
- de ambtenaar van de burgerlijke stand in de persoon van mevrouw [de ambtenaar van de burgerlijke stand] .
2.4.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft mr. Sett een brief van de Immigratie-
en Naturalisatiedienst (IND) van 25 augustus 2017 en een e-mailbericht van de IND van
4 september 2017 overgelegd.
2.5.
Het hof heeft de hierna te noemen minderjarige [minderjarige] in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken. Zij heeft hiervan gebruik gemaakt door het hof een brief te sturen, die ter griffie is ingekomen op 13 september 2017. Ter zitting heeft de voorzitter de inhoud van die brief zakelijk weergegeven, waarna partijen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.6.
Het hof heeft het Openbaar Ministerie in de gelegenheid gesteld op het beroepschrift van verzoekster te reageren en opgeroepen om ter zitting te verschijnen. Bij brief d.d. 18 september 2017 is namens het Openbaar Ministerie medegedeeld dat van die gelegenheid geen gebruik zal worden gemaakt en dat ter zitting geen vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie aanwezig zal zijn.
2.7.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg van 16 maart 2016;
- een faxbericht van mr. Sett van 11 september 2017;
- een brief van de rechtbank Limburg, locatie Maastricht, van 15 september 2017 met als bijlage een ontbrekend stuk uit de procedure in eerste aanleg (de brief van de ambtenaar aan de rechtbank d.d. 15 november 2016).

3.De omvang van het geschil

3.1.
Op 28 februari 2001 is in de gemeente Heerlen een akte van geboorte opgemaakt onder nummer [nummer akte van geboorte] van het jaar 2001 van het kind dat daarin – voor zover hier relevant – wordt aangeduid als volgt:
KIND
Geslachtsnaam : [geslachtsnaam van de minderjarige 1]
Voornamen : [voornamen 1]
Dag van geboorte : [geboortedatum 1] 2001
OUDERS
Geslachtsnaam moeder : [geslachtsnaam van de moeder 1]
Voornamen moeder : [voornamen van de moeder 1]
Plaats van geboorte moeder : [geboorteplaats 1] , China
Dag van geboorte moeder : [geboortedatum 3] 1985.
In geschil is de verbetering van deze geboorteakte.
3.2.
Bij de bestreden eindbeschikking heeft de rechtbank het verzoek van verzoekster om op grond van artikel 1:24 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) de geboorteakte van voormeld kind (hierna ook te noemen: [minderjarige] ) te verbeteren, afgewezen.
3.3.
Verzoekster kan zich met deze beslissing niet verenigen en is hiervan in hoger beroep gekomen. Zij heeft het hof, kort samengevat, verzocht de ambtenaar te gelasten de geboorteakte te verbeteren in die zin dat:
- de voornaam van het kind wordt gewijzigd in de voornamen: “ [voornamen 2] ”,
- de geslachtsnaam van het kind wordt gewijzigd in (
primair) “ [geslachtsnaam van de biologische vader] ”, althans (
subsidiair)
“ [geslachtsnaam van de moeder 2] ”,
- de moedergegevens komen te luiden:
* Geslachtsnaam moeder : [geslachtsnaam van de moeder 2]
* Voornamen moeder : [voornamen van de moeder 2]
* Plaats van geboorte moeder : [geboorteplaats 2] , China
* Dag van geboorte moeder : [geboortedatum 2] 1978.
3.4.
Tijdens de mondelinge behandeling is namens verzoekster verklaard dat het primaire standpunt met betrekking tot de geslachtsnaam van [minderjarige] – inhoudende dat de geslachtsnaam “ [geslachtsnaam van de biologische vader] ” dient te zijn – wordt prijsgegeven, mocht Nederlands naamrecht toepasselijk zijn.
3.5.
De ambtenaar heeft gemotiveerd verweer gevoerd.

4.De beoordeling

4.1.
Aangezien het verzoek strekt tot verbetering van een in de Nederlandse registers van de burgerlijke stand voorkomende geboorteakte, is de zaak voldoende met de rechtssfeer van Nederland verbonden om gelet op het bepaalde in artikel 3, aanhef en onder c, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering rechtsmacht van de Nederlandse rechter aan te nemen.
4.2.
Op grond van het ten deze toepasselijke artikel 1:24 lid 1 BW kan de rechter, voor zover hier relevant, op verzoek van belanghebbenden verbetering gelasten van een in een register van de burgerlijke stand voorkomende akte die onvolledig is of een misslag bevat.
4.3.
Naar de mening van verzoekster bevat de onderhavige geboorteakte misslagen aldus dat daarin de moedergegevens en de voor- en de geslachtsnaam van het kind onjuist zijn vermeld.
De moedergegevens
4.4.
Verzoekster betoogt, kort samengevat, als volgt. Zij heeft de Chinese nationaliteit en is omstreeks 2000 naar Nederland gekomen (waar zij tot haar vertrek naar Spanje omstreeks 2005 heeft verbleven). Zij heeft in Nederland asiel aangevraagd en heeft toen onjuiste persoonsgegevens van zichzelf opgegeven; dit uit vrees anders naar het land van herkomst (China) te worden teruggestuurd. De door haar opgegeven onjuiste persoonsgegevens zijn vervolgens overgenomen als de moedergegevens in de geboorteakte van het op [geboortedatum 1] 2001 te [geboorteplaats 3] uit haar geboren kind [minderjarige] . In werkelijkheid draagt verzoekster de voornaam [voornamen van de moeder 2] en de geslachtsnaam [geslachtsnaam van de moeder 2] . Voorts is zij in werkelijkheid geboren te [geboorteplaats 2] , China, op [geboortedatum 2] 1978. Uit het in 2015 uitgevoerde biologisch verwantschapsonderzoek blijkt genoegzaam dat zij de biologische moeder is van de in de geboorteakte genoemde [minderjarige] . Uit het daarop betrekking hebbende onderzoeksrapport blijkt hoe daarbij de legitimatie van haar, verzoekster, heeft plaatsgevonden. Dit is met name gebeurd aan de hand van haar Spaanse verblijfsvergunning. Met de door haar overgelegde bescheiden is voldoende aannemelijk gemaakt dat de moedergegevens op de geboorteakte onjuist zijn, aldus verzoekster.
4.5.
De ambtenaar betoogt, kort samengevat, dat ook met de door verzoekster overgelegde bescheiden niet onomstotelijk kan worden vastgesteld dat verzoekster dezelfde persoon is als de in de geboorteakte als moeder vermelde [voornamen moeder en geslachtsnaam moeder] . Op 21 september 2000 heeft de inschrijving in (destijds:) de Gemeentelijke Basisadministratie plaatsgevonden van een persoon met de naam [voornamen moeder en geslachtsnaam moeder] . Dit is gebeurd op grond van een door deze persoon afgelegde verklaring onder ede. Met een foto-vergelijkend onderzoek op basis van vóór 21 september 2000 daterende officiële Chinese documenten (met daarop aangebrachte foto’s) op naam van verzoekster en later afgegeven Nederlandse documenten (met daarop aangebrachte foto’s) op naam van [voornamen moeder en geslachtsnaam moeder] , zou alsnog kunnen worden vastgesteld of verzoekster inderdaad dezelfde persoon is als [voornamen moeder en geslachtsnaam moeder] . Dat zou ook kunnen worden vastgesteld met een dactyloscopisch onderzoek. Dit omdat er kennelijk blijkens de Spaanse verblijfsvergunning ten name van verzoekster vingerafdrukken zijn genomen, terwijl eerder bij de asielaanvraag in Nederland ten name van [voornamen moeder en geslachtsnaam moeder] ook vingerafdrukken zijn genomen. Aldus de ambtenaar.
4.6.
In reactie daarop heeft verzoekster ter zitting nog aangevoerd dat zij niet meer beschikt over op haar naam gestelde officiële Chinese documenten van vóór haar komst naar Nederland en dat daarom een foto-vergelijkend onderzoek niet meer mogelijk is. Voorts is van haar zijde verklaard dat ook een dactyloscopisch onderzoek niet meer mogelijk is. Dit omdat haar Nederlandse asieldossier er niet meer is. Ter onderbouwing van die stelling heeft haar advocaat ter zitting recente berichtgeving van de IND overgelegd, waarin de IND de advocaat naar aanleiding van diens verzoek om een specifiek dossierstuk betreffende zijn cliënt schrijft dat het dossier van betrokkene blijkt te zijn vernietigd. Naar haar advocaat aanvoert, en de ambtenaar bevestigt, is in Nederland aan verzoekster nooit een verblijfsvergunning verleend.
4.7.
Verzoekster heeft met betrekking tot haar eigen identiteit onder meer de navolgende stukken overgelegd:
  • een gelegaliseerd afschrift (met vertaling) van een certificaat van 15 juni 2016 van het [Public Security Bureau] Public Security Bureau betreffende [geslachtsnaam van de moeder 2] [voornamen van de moeder 2] , voorzien van een notarieel certificaat van 21 juni 2016;
  • een gelegaliseerd afschrift (met vertaling) van de Hukou (het familieregistratieboekje) met betrekking tot [geslachtsnaam van de moeder 2] [voornamen van de moeder 2] , met als datum van verstrekking/registratie 19 oktober 2012, voorzien van een notarieel certificaat van 21 juni 2016;
  • een gelegaliseerd afschrift (met vertaling) van een notarieel certificaat van 19 september 2016 betreffende de geboortegegevens van [geslachtsnaam van de moeder 2] [voornamen van de moeder 2] ;
  • een afschrift van een Chinees paspoort, datum van uitgifte 16 mei 2011, gesteld op naam van [voornamen van de moeder 2] [geslachtsnaam van de moeder 2] , geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedatum 2] 1978;
  • een afschrift van een Spaanse verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, gesteld op naam van [voornamen van de moeder 2] [geslachtsnaam van de moeder 2] , geboren te [geboorteplaats 2] , China, op [geboortedatum 2] 1978.
Uit deze stukken, aan de authenticiteit waarvan het hof niet twijfelt, leidt het hof af dat verzoekster de persoon is met de naam [voornamen van de moeder 2] [geslachtsnaam van de moeder 2] , geboren te [geboorteplaats 2] , China, op [geboortedatum 2] 1978.
4.8.
Voorts heeft verzoekster overgelegd een rapport van 19 augustus 2015 (met vertaling) betreffende een biologisch verwantschapsonderzoek, uitgevoerd door ADFTechnoGen te [vestigingsplaats] (hierna: het DNA-rapport). In dit rapport wordt geconcludeerd dat [voornamen van de moeder 2] [geslachtsnaam van de moeder 2] de biologische moeder is van het kind [voornamen 2] [minderjarige] [geslachtsnaam van de minderjarige 1] [geslachtsnaam van de biologische vader] , geboren te [geboorteplaats 3] op [geboortedatum 1] 2001. Blijkens dit rapport is de identiteit van [voornamen van de moeder 2] [geslachtsnaam van de moeder 2] vastgesteld aan de hand van haar Spaanse verblijfsvergunning. Naar het hof begrijpt is de identiteit van het kind vastgesteld aan de hand van het op 9 maart 2004 door de IND uitgegeven W-document ten name van [voornamen 1] [geslachtsnaam van de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2001, en het op 1 augustus 2011 door de Chinese ambassade te [standplaats] uitgegeven Chinese paspoort, gesteld ten name van [voornamen 2] [geslachtsnaam van de biologische vader] , geboren op [geboortedatum 1] 2001. Volgens verzoekster vermeldt dit paspoort de Chinese voornamen van het kind en de geslachtsnaam van de biologische vader, zijnde [geslachtsnaam van de biologische vader] , de man met wie het kind en zij in gezinsverband samenleven. Het hof constateert dat in het DNA-rapport (ook) het biologische vaderschap van [geslachtsnaam van de biologische vader] wordt bevestigd en dat blijkens de overgelegde uittreksels van de Spaanse woongemeente betrokkenen allen op hetzelfde adres wonen.
4.9.
Naar het oordeel van het hof heeft verzoekster met voormelde bescheiden, in onderlinge samenhang beschouwd, voldoende overtuigend aangetoond dat zij dezelfde persoon is als degene die in de geboorteakte van [minderjarige] als de moeder staat vermeld en dat de in die akte vermelde moedergegevens onjuist zijn. In zoverre is dus sprake van een misslag in de geboorteakte.
De geslachtsnaam van het kind
4.10.
Verzoekster betoogt dat ook ten aanzien van de geslachtsnaam van [minderjarige] sprake is van een misslag. Zij voerde aanvankelijk (primair) aan dat de thans luidende geslachtsnaam “ [geslachtsnaam van de minderjarige 1] ” behoort te worden verbeterd in de geslachtsnaam “ [geslachtsnaam van de biologische vader] ”, zijnde de geslachtsnaam van de biologische vader, [geslachtsnaam van de biologische vader] . Verzoekster verwijst daarbij naar het DNA-rapport, waarin (naast het biologisch moederschap van haarzelf) het biologisch vaderschap van [geslachtsnaam van de biologische vader] wordt bevestigd. Zij heeft zich evenwel uiteindelijk op het standpunt gesteld dat, mocht Nederlands naamrecht toepasselijk zijn, de geslachtsnaam van [minderjarige] behoort te worden verbeterd in die van haarzelf, dus in de geslachtsnaam “ [geslachtsnaam van de moeder 2] ” (overeenkomstig haar subsidiaire standpunt).
4.11.
De ambtenaar sluit zich aan bij het oordeel van de rechtbank dat ter zake van de geslachtsnaam van [minderjarige] geen sprake is van een misslag of een onvolledige geboorteakte.
Het hof oordeelt omtrent het voorgaande als volgt.
4.12.
Omdat in de geboorteakte voor de geslachtsnaam van [minderjarige] is uitgegaan van een onjuiste geslachtsnaam van haar moeder (verzoekster), behoeft ook de geslachtsnaam van [minderjarige] verbetering.
4.13.
De vraag welke geslachtsnaam in de geboorteakte had moeten worden vermeld, wordt beheerst door het rechtsstelsel dat wordt aangewezen door de conflictregels op het terrein van het naamrecht. Volgens artikel 10:19 lid 1 BW – welke regeling niet afwijkt van de ten tijde van de geboorte van [minderjarige] nog geldende conflictregel van artikel 1 lid 1 Wet conflictenrecht namen – wordt de geslachtsnaam van een vreemdeling bepaald door het recht van de staat waarvan hij/zij de nationaliteit heeft. Daarbij worden onder “recht” mede begrepen de regels van internationaal privaatrecht van dit recht. Voorts bepaalt deze regeling dat (uitsluitend) voor de vaststelling van de geslachtsnaam (en de voornaam), de omstandigheden waarvan deze afhangen worden beoordeeld naar dit recht. Dit laatste betekent dat de prealabele vraag (: van welke familierechtelijke betrekking of welk rechtsfeit wordt de naam afgeleid?) en de hoofdvraag (: welke naam draagt de betrokkene?) door een en hetzelfde recht worden beheerst.
4.14.
[minderjarige] had (en heeft) uitsluitend de Chinese nationaliteit. Daarmee zou op haar geslachtsnaam het Chinese recht toepasselijk zijn. Het van het Chinese recht deel uitmakende internationaal privaatrecht bepaalt evenwel dat op de naam van een persoon toepasselijk is het recht van het land waar die persoon zijn of haar gewone verblijfplaats heeft (zo volgt uit de uitgave
Internationales Ehe- und Kindschaftsrechtonder redactie van Bergmann/Ferid/Henrich). Omdat [minderjarige] destijds haar gewone verblijfplaats in Nederland had, diende bij de vaststelling van haar geslachtsnaam derhalve Nederlands naamrecht te worden toegepast.
4.15.
Volgens Nederlands naamrecht ontleende [minderjarige] haar geslachtsnaam aan haar moeder, verzoekster. Dit omdat naar Nederlands afstammingsrecht [minderjarige] door geboorte uitsluitend in familierechtelijke betrekking tot verzoekster stond. Het hof volgt verzoekster dan ook in haar subsidiaire standpunt dat de in de geboorteakte vermelde geslachtsnaam van [minderjarige] dient te worden verbeterd in “ [geslachtsnaam van de moeder 2] ”.
De voornaam van het kind
4.16.
Verzoekster betoogt dat de geboorteakte ook ten aanzien van de voornaam van het kind een misslag bevat. Het was de bedoeling van verzoekster dat in de geboorteakte het kind de Chinese voornamen in plaats van de Westerse voornaam zou krijgen. Evenwel is door miscommunicatie tussen verzoekster en de aangever (een Nederlandse opbouwwerkster) als gevolg van taalproblemen, de Westerse voornaam aan de ambtenaar opgegeven. Dit vormt een misslag in de zin van artikel 1:24 BW, aldus verzoekster.
4.17.
Dit betoog van verzoekster faalt naar het oordeel van het hof. Als al juist zou zijn dat vanwege miscommunicatie tussen verzoekster en de aangever een andere voornaam dan de door verzoekster beoogde voornamen in de geboorteakte is vermeld, is dit feit niet te kwalificeren als een misslag in de zin van artikel 1:24 BW. Op dit punt volgt het hof de rechtbank.
Nu wat betreft de voornaam geen sprake is van een onvolledige geboorteakte of een daarin voorkomende misslag, bestaat geen aanleiding op dit punt verbetering van de geboorteakte te gelasten.

5.De slotsom

Op grond van het voorgaande slaagt het hoger beroep gedeeltelijk. Het hof zal de ambtenaar gelasten de geboorteakte op de hierna te melden wijze te verbeteren.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikkingen van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 19 april 2016 en 21 februari 2017, en opnieuw beschikkende:
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Heerlen de geboorteakte met nummer [nummer akte van geboorte] van het jaar 2001 aldus te verbeteren dat:
(1) de geslachtsnaam van het kind komt te luiden: [geslachtsnaam van de moeder 2]
(2) de moedergegevens komen te luiden:
- Geslachtsnaam moeder : [geslachtsnaam van de moeder 2]
- Voornamen moeder : [voornamen van de moeder 2]
- Plaats van geboorte moeder : [geboorteplaats 2] , China
- Dag van geboorte moeder : [geboortedatum 2] 1978
wijst af het in eerste aanleg en in hoger beroep meer of anders verzochte;
verstaat dat de griffier niet eerder dan drie maanden na de dag van deze beschikking, en slechts indien geen cassatie is ingesteld, een afschrift van deze beschikking zal zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Heerlen .
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.M.M. Mostermans, H. van Winkel en P. Vlaardingerbroek, en is op 9 november 2017 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van mr. C.J.M. Brouwer-van de Put, griffier