De GI heeft in het verweerschrift, zoals aangevuld ter zitting in hoger beroep - kort samengevat - het volgende aangevoerd.
[minderjarige] is direct na haar geboorte uit huis geplaatst en de vader mocht vanwege veiligheidsredenen niet bij de bevalling aanwezig zijn. Er is sprake van huisvestingsproblematiek, ouders staan onder bewind en er is sprake van psychische problematiek.
In de periode februari 2015-februari 2016 vonden er regelmatig rondetafelgesprekken plaats met alle betrokken instanties. Er is ingezet op het vinden van een woning voor de ouders en gezien de problematiek is besloten dat zij begeleid wonen nodig hebben. Aangezien de ouders dit proces frustreerden, waarbij zij betrokken instanties tegen elkaar opzetten, is het traject in januari 2016 stilgezet.
De moeder heeft laten weten dat zij een persoonlijkheidsonderzoek niet nodig acht en bij vader is dit onderzoek niet haalbaar gebleken, vanwege zijn instabiele situatie.
De omgang is het afgelopen jaar met veel ups en downs verlopen. De ouders waren vaak erg gespannen en gingen de discussie met de gezinsvoogd in aanwezigheid van hun dochter aan. De communicatie tussen de ouders onderling is zorgelijk, met name vanwege de dominante houding van de vader jegens de moeder.
In oktober 2015 was er een escalatie tijdens een omgangsmoment. Het vermoeden bestond dat de vader onder invloed van alcohol was. De GI twijfelde of omgang nog wel veilig genoeg was, maar na een gesprek is besloten dat mevrouw [medewerker] van Buro Prinor de omgang zou begeleiden. Buro Prinor is gespecialiseerd in islamitische opvoedingsondersteuning.
De omgang staat nu eenmaal in de vier weken gepland en verloopt rustig. [minderjarige] geniet van deze momenten, maar blijft wel de veiligheid van de pleegouders opzoeken.
De moeder is bij elke omgang aanwezig geweest; de vader is enkele malen niet verschenen. De ouders hebben veel wantrouwen jegens de GI en informeren de GI op geen enkele wijze. De GI kan zich op deze wijze geen beeld vormen van de situatie van de ouders.
In oktober 2016 vernam de GI van de vader dat de relatie tussen de ouders wederom is geëindigd.
De GI stelt zich op het standpunt dat plaatsing van [minderjarige] bij haar ouders een bedreiging zou zijn voor haar ontwikkeling, nu de ouders sociaal en maatschappelijk zwak functioneren en hun persoonlijke problematiek niet onderkennen.