ECLI:NL:GHSHE:2017:5528

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 december 2017
Publicatiedatum
14 december 2017
Zaaknummer
200.196.166_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake omgangsregeling tussen vader en kinderen

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep inzake de omgangsregeling tussen een vader en zijn kinderen. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat, heeft in hoger beroep verzocht om een omgangsregeling, terwijl de moeder, ook vertegenwoordigd door haar advocaat, zich verzet tegen een dergelijke regeling. De Raad voor de Kinderbescherming is als derde partij betrokken in deze procedure. Tijdens de mondelinge behandeling op 28 november 2017 zijn beide ouders gehoord, evenals de vertegenwoordiger van de Raad. De vader heeft aangegeven dat hij zich heeft gehouden aan de afspraken die in een eerdere beschikking van 23 maart 2017 zijn gemaakt, maar dat hij onvoldoende informatie heeft ontvangen van de psycholoog over de hulpverlening aan de kinderen. De moeder heeft daarentegen gesteld dat zij en de kinderen hulpverlening ontvangen en dat er geen omgangsregeling kan worden vastgesteld totdat de hulpverlening verder is vormgegeven. Het hof heeft geconcludeerd dat het zich onvoldoende voorgelicht acht om een verantwoorde beslissing te nemen en heeft de Raad verzocht om nader onderzoek te doen naar de mogelijkheden voor een omgangsregeling. Het hof heeft de verdere behandeling van de zaak aangehouden tot 19 april 2018, waarbij het hof partijen in de gelegenheid stelt om te reageren op het rapport van de Raad.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
Uitspraak: 14 december 2017
Zaaknummer: 200.196.166/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/299890 FA RK 15-3517
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: voorheen mr. L. den Ouden, thans mr. M.S. Krol,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster,
hierna te noemen: de moeder
,
advocaat: voorheen mr. P.P.M. Hendrikx-Heeren, thans mr. J.A.M. Schoenmakers.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

5.De beschikking d.d. 23 maart 2017

Bij die beschikking heeft het hof, voor zover thans nog van belang:
  • uitvoerbaar bij voorraad bepaald dat de vader voorlopig gerechtigd is eenmaal per maand aan ieder van de kinderen een kaart te versturen op de wijze zoals onder rechtsoverweging 3.5. van die beschikking is omschreven;
  • de advocaten van partijen verzocht het hof uiterlijk twee weken vóór de in die beschikking vermelde pro forma datum te informeren omtrent het verloop van hetgeen partijen zijn overeengekomen, alsmede omtrent het gewenste verdere verloop van de procedure;
  • iedere verdere beslissing met betrekking tot de omgangsregeling aangehouden tot pro forma 21 september 2017.
In rechtsoverweging 3.5. en 3.6. heeft het hof, voor zover hier relevant, het volgende overwogen:
“3.5. (…) Tijdens een schorsing van de mondelinge behandeling zijn partijen een voorlopige regeling overeengekomen, inhoudende dat de vader eenmaal per maand aan ieder van de kinderen een kaart stuurt. Hij zal de kaarten aan de moeder versturen, die deze dan aan de psycholoog van de kinderen voorlegt teneinde te beoordelen of de inhoud geschikt is voor de kinderen.
Voorts zijn partijen overeengekomen dat zij beiden, ieder voor zich hulpverlening zullen opstarten. Zij zullen zich daartoe wenden tot het Centrum Jeugd en Gezin. De advocaat van de vader zal de vader ondersteunen in het formuleren van zijn hulpvraag.
Ook zal de moeder de psycholoog van de kinderen toestemming geven om met de vader de hulpverlening van de kinderen te bespreken en hem hierover te informeren.
Partijen verzoeken het hof hetgeen zij met betrekking tot het versturen van de kaarten zijn overeengekomen op te nemen in de te geven beschikking en de verdere behandeling van de zaak aan te houden tot september van dit jaar, waarna bezien kan worden hoe de gemaakte afspraken zijn verlopen en wat de stand van zaken op dat moment is.
3.6.
Nu het hof het in het belang van de kinderen acht dat de ouders stappen zetten die er aan kunnen bijdragen dat de kinderen in de toekomst een onbelast contact met hun beide ouders kunnen hebben en het hof voorts niet is gebleken van beletselen voor toewijzing van hetgeen partijen verzoeken, zal het hof dienovereenkomstig beschikken. Het hof zal de verdere behandeling van de zaak aanhouden tot 21 september 2017 pro forma, teneinde het verloop van de gemaakte afspraken en het gewenste verdere verloop van de procedure af te wachten.”

6.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

6.1.
De voortzetting van de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 28 november 2017. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door mr. H. Asal, waarnemend voor mr. Krol;
-de moeder, bijgestaan door mr. Schoenmakers;
-de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] .
6.2.
Het hof heeft – in aanvulling op de stukken die ten tijde van bovengenoemde beschikking van 23 maart 2017 onderdeel uitmaakten van het dossier – kennisgenomen van de inhoud van:
- het V-formulier met de brief van de advocaat van de vader d.d. 20 september 2017;
- het faxbericht van de advocaat van de moeder d.d. 6 oktober 2017;
- de brief van de raad d.d. 16 oktober 2017 met bijgevoegd het raadsrapport van 15 februari 2016 (hierna: het raadsrapport).

7.De verdere beoordeling

7.1.
In de bij V-formulier van 20 september 2017 ingebrachte brief heeft de vader het volgende naar voren gebracht.
De moeder voldoet niet aan de afspraken die zijn vastgelegd in de beschikking van het hof van 23 maart 2017.
De vader heeft zich – na doorverwijzing in [plaats] – gewend tot het Centrum Jeugd en Gezin te [kantoorplaats] . Voor zover de vader bekend heeft de moeder zich niet tot dit Centrum gewend, waardoor de hulpverlening niet van de grond is gekomen.
De vader is niet op de hoogte gehouden door de psycholoog met betrekking tot de hulpverlening aan de kinderen.
De informatieplicht die door de rechtbank is opgelegd, wordt niet naar behoren nagekomen. Nadat de moeder hem op 4 januari 2017 informatie heeft verschaft, heeft zij dit pas weer gedaan op 7 september 2017, terwijl zij hem eenmaal per kwartaal schriftelijk dient te informeren.
7.2.
De moeder heeft in bovengenoemd faxbericht van 6 oktober 2017 verzocht een eindbeschikking te geven, inhoudende dat er geen omgangsregeling wordt vastgesteld, nu partijen er niet in zijn geslaagd een omgangsregeling te treffen.
7.3.
Ter zitting op 28 november 2017 hebben de vader en de moeder zelf en bij monde van hun advocaat over en weer hun standpunten toegelicht en de actuele stand van zaken weergegeven.
7.4.
De vader heeft ter zitting onder meer naar voren gebracht dat hij heeft gedaan wat het hof, zoals weergegeven in de beschikking van 23 maart 2017, van hem verlangde. Hij heeft zich gewend tot het Centrum Jeugd en Gezin en heeft maandelijks kaarten gestuurd naar de kinderen.
De vader heeft niets van de psycholoog van de kinderen vernomen. De vader wil ook wel zelf contact opnemen met de psycholoog van de kinderen, maar heeft geen contactgegevens.
De vader voert aan dat hij ongeveer drie jaar geleden voor zichzelf een psycholoog heeft benaderd, maar dat deze geen aanleiding voor hulpverlening zag. Hij is bereid nogmaals naar een psycholoog te gaan. De advocaat van de vader zal met de vader de hulpvraag bespreken.
De vader heeft verzocht om een aanvullend onderzoek door de raad, dit gelet op het tijdsverloop sinds het raadsrapport van 15 februari 2016 en het feit dat de kinderen thans onder behandeling staan.
7.5.
De moeder heeft ter zitting onder meer naar voren gebracht dat beide kinderen wekelijks hulpverlening krijgen. [minderjarige 1] staat nu ruim een jaar onder behandeling en [minderjarige 2] is inmiddels vier keer bij de psycholoog geweest. Ook voor de moeder zelf is er inmiddels hulpverlening. De moeder ziet op dit moment geen heil in een ouderschapsbemiddelingstraject. De moeder is er niet op uit om de vader bij de kinderen weg te houden. Alvorens er eventueel omgang tussen hen kan komen, dient evenwel eerst de hulpverlening verder vorm te krijgen. Er dient – in het belang van de kinderen – rust te komen voor de moeder en de kinderen. De moeder betoogt, mede verwijzend naar haar verweerschrift in hoger beroep, dat de vader het recht op omgang met de kinderen moet worden ontzegd zoals de rechtbank heeft bepaald. De vader kan zich in de toekomst opnieuw tot de rechtbank wenden, maar hij zal eerst aan zichzelf moeten werken, hetgeen hij kennelijk niet wenst te doen.
De moeder vindt het prima als de vader via de psychologen van de kinderen van informatie over de hulpverlening aan hen wordt voorzien. Zij heeft de psycholoog van [minderjarige 1] het telefoonnummer van de vader gegeven. Het is deze psycholoog evenwel niet gelukt contact met de vader te krijgen. De moeder heeft er geen bezwaar tegen als de vader zelf contact opneemt met de psychologen van de kinderen.
Als het hof zich onvoldoende voorgelicht acht, is de moeder subsidiair bereid om de psychologen informatie over de behandelingen op papier te laten zetten, zodat deze aan het hof kan worden overgelegd. De moeder is tegen een aanvullend raadsonderzoek omdat dit weer voor vertraging zorgt en de kinderen rust nodig hebben.
7.6.
De raad heeft ter zitting bij het hof het volgende naar voren gebracht.
De raad had graag meer willen weten over het verloop van de hulpverlening aan de kinderen en de moeder, alsmede over de huidige stand van zaken in die hulpverlening. Verder hoort de raad de vader niet spreken over zijn eigen beperkingen en over het zoeken van hulpverlening daarvoor, ondanks hetgeen daarover in het raadsrapport is opgemerkt. Als de raad op dit moment een advies zou moeten geven, dan handhaaft de raad het eerder in het raadsrapport gegeven advies, te weten het advies om de vader het recht op omgang met de kinderen te ontzeggen. Hierbij weegt zwaar dat de vader onvoldoende heeft laten zien zijn eigen problematiek ernstig te nemen en dat hij alles bij de moeder neerlegt, terwijl in het raadsrapport duidelijk staat beschreven wat er van de vader wordt verwacht. De raad zou in opdracht van het hof ook een aanvullend onderzoek kunnen doen.
De raad acht het in elk geval van belang dat de vader zelf hulp zoekt en tevens in gesprek gaat met de psychologen van de kinderen, zodat de vader langs deze weg verneemt wat er bij de kinderen speelt en hoe de psychologen te werk gaan om de gestelde doelen te bereiken.
7.7.
Het hof overweegt als volgt.
7.8.
Het hof acht zich op grond van de thans beschikbare informatie onvoldoende voorgelicht om een verantwoorde beslissing te kunnen nemen. Het aanbod van de moeder om de psychologen te vragen informatie over de behandelingen op papier te zetten, acht het hof in deze niet toereikend. Het hof acht het wenselijk dat de raad aan de hand van actuele informatie van de school en de hulpverleners van de kinderen en de ouders nader rapporteert en een geactualiseerd advies geeft omtrent de volgende vragen:
  • Welke mogelijkheden zijn er thans voor een omgangsregeling tussen de vader en de kinderen? Hoe zou een eventuele omgangsregeling tussen de vader en de kinderen eruit moeten zien wat betreft aard, duur en frequentie?
  • Zijn er thans nog contra-indicaties voor omgang? Zo ja, welke? In hoeverre zijn deze contra-indicaties op te heffen (hoe, onder welke voorwaarden en op welke termijn)?
7.9.
Nu de procedure al lang loopt, verzoekt het hof de raad het onderzoek met spoed in te stellen.
7.10.
Het hof zal de verdere behandeling van de zaak vier maanden aanhouden teneinde de resultaten van het onderzoek en het advies van de raad af te wachten. Het hof verzoekt de raad om uiterlijk op de in het dictum te noemen datum, rapport en advies uit te brengen aan het hof, onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de raadslieden van partijen. Partijen zullen vervolgens door het hof in de gelegenheid worden gesteld binnen twee weken schriftelijk te reageren op het rapport en het advies van de raad. Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.
7.11.
In de tussentijd verwacht het hof van de moeder dat zij de hulpverlening voor (ook) zichzelf voortzet, en van de vader dat ook hij aan zichzelf gaat werken. Voor dit laatste verwijst het hof naar het raadsrapport (pagina’s 18 en 20), waarin onder meer het volgende wordt vermeld. De vader heeft onvoldoende inzicht in zijn gedragingen en het effect daarvan op anderen, evenals in de verantwoordelijkheid die hij heeft voor zijn eigen gedrag. De vader bagatelliseert de gepleegde geweldsdelicten en plaatst de oorzaken buiten zichzelf. De vader toont daarnaast onvoldoende inzicht in de betekenis van het zeer angstige en negatieve vaderbeeld dat [minderjarige 1] belast (en leidt tot klachtgedrag), en in de dringende noodzaak voor inzet van specialistische hulp aan [minderjarige 1] . De raad vermeldt in zijn rapport het belang van psychologische hulpverlening voor de vader, waarbij volgens de raad aandacht moet worden besteed aan zijn agressie-regulatie en het omgaan met zijn gevoelens van boosheid jegens de moeder en de stiefvader en van verdriet en gemis van de kinderen. Het hof acht het wenselijk dat de advocaat van de vader de vader ondersteunt in het zoeken van de juiste hulpverlening en het formuleren van zijn hulpvraag.
7.12.
Het hof verwacht voorts dat de advocaat van de moeder - zoals ter zitting afgesproken - aan de advocaat van de vader de gegevens van de psychologen van de kinderen verstrekt, zodat de vader met hen contact kan opnemen. Het hof gaat er daarbij vanuit dat de moeder, voor zover zij dat nog niet heeft gedaan, de beide psychologen uitdrukkelijk toestemming geeft de vader van informatie te voorzien.

8.De beslissing

Het hof:
verzoekt de raad een nader onderzoek in te stellen conform hetgeen hiervoor onder rechtsoverweging 7.8. is overwogen;
verzoekt de raad
uiterlijk 19 april 2018een nader rapport en geactualiseerd advies uit te brengen aan het hof, onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de raadslieden van partijen;
zal partijen vervolgens in de gelegenheid stellen om binnen twee weken schriftelijk te reageren op het rapport en het advies van de raad;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.M.M. Mostermans, J.H.J.M Mertens-Steeghs en C.N.M. Antens, is bij afwezigheid van de voorzitter getekend door mr. Antens, en is in het openbaar uitgesproken op 14 december 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.