Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het verzoek van de vrouw om vaststelling van een door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen alsnog af te wijzen;
- de inboedel tussen partijen te verdelen overeenkomstig het als productie 8 (hof, schrijffout in petitum: blijkens grief moet dit zijn productie 9) bij het beroepschrift overgelegde overzicht;
- te bepalen dat de door de vrouw gestelde schuld aan haar zus, [familielid van de vrouw 1] , niet tot de huwelijksgemeenschap behoort;
- te bepalen dat de vrouw wegens benadeling van de huwelijksgemeenschap aan de huwelijksgemeenschap dient te vergoeden een bedrag van:
- kinderalimenatie (rov. 3.5);
- schuld aan [familielid van de vrouw 2] (familielid van de vrouw), (rov. 3.6, maar alleen voor zover daarin wordt verwezen naar rov. 2.7.18; dan wel rov. 3.8).
- te bepalen dat de man aan verzorging en opvoeding van de kinderen dient te voldoen een bijdrage van € 177,-- per kind per maand, met ingang van de datum waarop de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, althans een bijdrage vast te stellen op een zodanig bedrag en ingaande op een zodanige datum die het hof juist acht;
- de verdeling vast te stellen met inachtneming van de grief gericht tegen de afwijzing van de vordering van [familielid van de vrouw 2] als gemeenschapsschuld en deze schuld alsnog mee te nemen in de verdeling en voorts in de verdeling te betrekken de gemeenschapsschuld aan de gemeente Cuijk.
- mr. Libosan-Besjes namens de man;
- de vrouw, bijgestaan door mr. Van Elk de Freese.
,hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
3.De beoordeling
- [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ), op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ), op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 3] (hierna: [minderjarige 3] ), op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] .
- bepaald dat de man met ingang van 30 september 2016 € 85,71 per kind per maand dient te betalen aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen;
- de wijze van verdeling van de huwelijksgemeenschap gelast als overwogen in rov. 2.7 van die beschikking;
- de genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard;
- het meer of anders verzochte afgewezen;
- bepaald dat elke partij de eigen kosten van de procedure draagt.
- kinderalimentatie (grief 1 principaal appel, grief 1 incidenteel appel);
- inboedel echtelijke woning (grief 2 principaal appel);
- lening [familielid van de vrouw 1] (grief 3 principaal appel);
- verzoeken ex. art. 1:164 lid 1 BW (grief 4 en 5 principaal appel);
- eindafrekening Essent (grief 6 principaal appel);
- lening [familielid van de vrouw 2] (grief 2 incidenteel appel);
- aanslag gemeente Cuijk (grief 2 incidenteel appel).
manhoudt in dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de inboedel van de echtelijke woning inmiddels tussen partijen is verdeeld.
vrouwheeft hiertegen het volgende verweer gevoerd. Ten tijde van de mondelinge behandeling in eerste aanleg heeft de man aangegeven dat de inboedel in de woning van partijen aan de vrouw kon worden toegedeeld. Daar komt de man thans op terug.
hofoverweegt als volgt.
manhoudt in dat de rechtbank ten onrechte de door de vrouw gestelde schuld aan haar zus, [familielid van de vrouw 1] , van € 10.000,--, heeft aangemerkt als een gemeenschapsschuld. Daartoe voert hij het volgende aan.
vrouwvoert het volgende verweer.
hofoordeelt als volgt.
manhoudt in dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de man onvoldoende heeft gesteld en onderbouwd op grond waarvan geconcludeerd kan worden dat de vrouw met de verkoop van de scooter de huwelijksgemeenschap heeft benadeeld als bedoeld in art. 1:164 lid 1 BW. Ter toelichting op zijn grief voert de man het volgende aan.
manhoudt in dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de vrouw niet gehouden is tot vergoeding aan de huwelijksgemeenschap van de schade die is ontstaan door de auto in de Maas te rijden, nu niet zou vaststaan dat de vrouw dit heeft gedaan. Ter toelichting op zijn grief voert de man aan dat de vrouw de auto van partijen wel degelijk in de Maas heeft gereden, waardoor deze total-loss is geraakt. Hiermee heeft de vrouw de gemeenschap benadeeld als bedoeld in art. 1:164 lid 1 BW, zodat de vrouw gehouden is de schade van € 3.650,--, zijnde de onderhandse verkoopwaarde van de auto, aan de huwelijksgemeenschap te vergoeden.
manhoudt verder in dat de vrouw de huwelijksgemeenschap heeft benadeeld door het meenemen uit de keuken van de inbouwcombimagnetron en de afzuigkap, alsmede door zowel in de woning als in de tuin een enorme puinhoop achter te laten. De man beraamt de schade aan de keuken op een bedrag van in totaal € 900,-- (€ 450,-- voor de magnetron; € 300,-- voor de afzuigkap en € 150,-- voor het monteren). De kosten voor het opruimen van de tuin bedragen € 185,--.
vrouwheeft hiertegen het volgende verweer gevoerd.
hofoverweegt als volgt.
manhoudt in dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de eindafrekening van Essent van 19 april 2016 (productie 11 van de man) door beide partijen naar evenredigheid van ieders inkomen dient te worden voldaan. Ter toelichting op zijn grief voert hij het volgende aan.
vrouwvoert hiertegen het volgende verweer. Zij is van mening dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de eindafrekening van Essent door beide partijen gedragen dient te worden.
hofoverweegt als volgt.
vrouwhoudt in dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de vrouw onvoldoende heeft onderbouwd dat zij een lening van € 1.000,-- heeft afgesloten met haar zus, [familielid van de vrouw 2] . Ter toelichting op haar grief voert de vrouw het volgende aan.
manheeft hiertegen het volgende verweer gevoerd. Volgens de man heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de vrouw onvoldoende heeft onderbouwd dat zij een lening had afgesloten met haar zus, [familielid van de vrouw 2] . De vrouw heeft slechts een afdruk overgelegd waarop alleen te zien is dat er op 19 oktober 2015 van de rekening van de zus van de vrouw een bedrag van € 1.000,-- is afgeschreven. Nergens blijkt uit waar dit bedrag naar toe is gegaan.
4.De beslissing
- is bepaald dat de man met ingang van 30 september 2016 € 85,71 per kind per maand dient te betalen aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen;
- in rov. 2.7.18 van die beschikking is geoordeeld dat zowel de man als de vrouw ieder voor de helft draagplichtig zijn voor de schuld van € 10.000,-- aan de zus van de vrouw, [familielid van de vrouw 1] ;
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] ,