ECLI:NL:GHSHE:2017:5911

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 december 2017
Publicatiedatum
28 december 2017
Zaaknummer
200.228.510_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de machtiging tot gesloten uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdhulp

In deze zaak gaat het om de beoordeling van een machtiging tot gesloten uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige], die verblijft in de accommodatie van gesloten jeugdhulp Lievenshove. De zaak is in hoger beroep aan het Gerechtshof 's-Hertogenbosch voorgelegd na een eerdere beschikking van de rechtbank Limburg op 24 oktober 2017. De moeder van [de minderjarige] en [de minderjarige] zelf hebben beroep aangetekend tegen deze beschikking, waarin de rechtbank de GI (Gecertificeerde Instelling) machtiging heeft verleend om [de minderjarige] voor de duur van vier maanden uit huis te plaatsen. De appellanten betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat een gesloten plaatsing noodzakelijk is en dat zij niet adequaat zijn voorbereid op de zitting.

Tijdens de mondelinge behandeling op 18 december 2017 zijn zowel [de minderjarige] als haar moeder gehoord, bijgestaan door hun advocaat, mr. J.F.C. Eliëns. De GI heeft de vertegenwoordiger, de heer [vertegenwoordiger van de GI], gestuurd. De Raad voor de Kinderbescherming is niet ter zitting verschenen. Het hof heeft kennisgenomen van de eerdere beschikking en de argumenten van beide partijen. De moeder en [de minderjarige] hebben aangevoerd dat de gesloten plaatsing niet nodig is, omdat er geen ernstige problemen waren tot aan de incidenten in oktober 2017.

Het hof heeft de argumenten van de GI en de appellanten gewogen en is tot de conclusie gekomen dat de machtiging tot gesloten uithuisplaatsing gerechtvaardigd is. Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen bij [de minderjarige], die haar ontwikkeling ernstig belemmeren. De omstandigheden in de thuissituatie zijn onveilig en er is een risico dat [de minderjarige] zich aan de jeugdhulp zal onttrekken. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd, omdat de wettelijke criteria voor de uithuisplaatsing zijn voldaan en er geen reëel alternatief voorhanden is.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak : 28 december 2017
Zaaknummer : 200.228.510/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/03/241849 / JE RK 17-2346
in de zaak in hoger beroep van:
[de minderjarige],
thans verblijvende in de accommodatie van gesloten jeugdhulp Lievenshove te [verblijfplaats] (NB),
appellante,
hierna te noemen: [de minderjarige] ,
en
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J.F.C. Eliëns,
tegen
de Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg,
regio [regio] ,
verweerster,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (GI).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 24 oktober 2017.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 1 december 2107, hebben [de minderjarige] en de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en het verzoek van de GI om een machtiging gesloten jeugdhulp af te wijzen, niet alleen voor de reeds verleende vier maanden, maar ook voor het restant, dat thans nog in afwachting is van verdere behandeling door de rechtbank Limburg, althans die beslissing te nemen die het hof redelijk acht.
2.2.
Er is geen verweerschrift bij het hof ingekomen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 december 2017. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- [de minderjarige] en de moeder, bijgestaan door mr. Eliëns;
- de GI, vertegenwoordigd door de heer [vertegenwoordiger van de GI] .
Bijzondere toegang is verleend aan [de zuster van de minderjarige 1] , de zuster van [de minderjarige] .
2.3.1.
De raad is niet ter zitting verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 24 oktober 2017.

3.De beoordeling

3.1.
Uit de relatie van de moeder en de heer [relatie van de moeder] is geboren:
- [de minderjarige] , op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] (Hongarije).
De moeder oefent het eenhoofdig ouderlijk gezag over [de minderjarige] uit.
[de minderjarige] staat sinds 25 juli 2016 (voorlopig) onder toezicht van de GI. De ondertoezichtstelling is laatstelijk verlengd tot 25 oktober 2018.
3.2.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank, onder aanhouding van de verdere beslissing voor het overige, machtiging verleend aan de GI om [de minderjarige] met ingang van 25 oktober 2017 voor de duur van vier maanden, derhalve tot 25 februari 2018, uit huis te plaatsen in een accommodatie van gesloten jeugdhulp.
3.3.
[de minderjarige] en de moeder kunnen zich met deze beslissing niet verenigen en zij zijn hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
[de minderjarige] en de moeder voeren in het beroepschrift, zoals aangevuld ter zitting - kort samengevat - het volgende aan.
De rechtbank heeft de zaak ten onrechte op 24 oktober 2017 behandeld. Doordat aanvankelijk een andere advocaat aan [de minderjarige] was toegevoegd, heeft mr. Eliëns maar een half uur de tijd gehad om de zaak met [de minderjarige] door te spreken en is van een adequate voorbereiding op de mondelinge behandeling geen sprake geweest (grief 1).
Met grief 2 voeren [de minderjarige] en de moeder aan dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat een gesloten plaatsing aangewezen is voor [de minderjarige] .
Tot aan 15 oktober 2017 deden zich geen noemenswaardige problemen voor in de situatie van [de minderjarige] . [de minderjarige] volgde therapie bij Gastenhof. Zij ging naar school, had haar hobby en gebruikte haar medicatie. Een enkele keer gebruikte zij wiet. Er waren wel eens wat strubbelingen met de moeder, maar die waren niet zorgwekkend. [de minderjarige] weerspreekt dat zij meerdere malen spoorloos is geweest.
[de minderjarige] is van mening dat zij gesloten is geplaatst naar aanleiding van een incident in de avond/nacht van 15 op 16 oktober 2017, waarbij het is geëscaleerd met de ex van [de zuster van de minderjarige 2] , een zus van [de minderjarige] , en de politie ter plaatse is geweest. [de minderjarige] is in paniek geraakt toen zij hoorde dat de GI een verzoek zou indienen om een machtiging gesloten jeugdhulp, en is naar Duitsland gevlucht. [de minderjarige] betwijfelt of zij in het kader van dit verzoek onderzocht is door een gedragswetenschapper.
Zij wil thans terug naar de moeder, die die wens ondersteunt. Als het bij de moeder fout loopt, is er een vangnet bij een andere zus van [de minderjarige] . De ex van [de zuster van de minderjarige 2] is inmiddels terug naar Hongarije. [de minderjarige] is gemotiveerd voor het volgen van kamertraining via Radar.
[de minderjarige] zit op dit moment ver weg van de moeder en er vindt in de instelling nog steeds geen behandeling plaats. Evenmin volgt [de minderjarige] onderwijs. Er is alleen sprake van dagbesteding.
Er zijn enige zorgen over [de minderjarige] , maar die zijn niet dermate ernstig dat gesloten jeugdhulp de enige optie is. [de minderjarige] heeft traumatische ervaringen aan een eerdere gesloten plaatsing overgehouden. [de minderjarige] ziet in dat zij fouten heeft gemaakt. De relatie met haar vriend is al enige tijd voorbij.
De moeder is onder behandeling bij Mondriaan. Zij heeft onvoldoende geld om regelmatig naar de instelling in [verblijfplaats] te reizen. De moeder is van mening dat zij de bestaande problemen binnen het gezin met hulp inmiddels zelf kan oplossen.
3.5.
De GI voert ter zitting - kort samengevat - het volgende aan.
[de minderjarige] ’s behandeling in de instelling is nog niet van de grond gekomen, omdat zij nergens aan meewerkt. Ook bij Gastenhof was er nog geen sprake van therapie. Daarvoor was de thuissituatie van [de minderjarige] te onrustig. Ook gebruikte zij wiet. [de minderjarige] had wel gesprekken bij Gastenhof, die haar rustiger maakten. Medewerkers van Kracht in Zorg brachten haar naar school.
[de minderjarige] moet leren om adequater met tegenslagen om te gaan. Zij kruipt regelmatig in de slachtofferrol. Het voornemen is om [de minderjarige] EMDR-therapie en PMT (Psycho Motore Therapie) aan te bieden. In de instelling ziet men veel ingehouden boosheid bij [de minderjarige] .
Het is nog niet duidelijk hoe het onderwijs van [de minderjarige] vorm gaat krijgen. Er zijn daartoe vanuit de instelling wel mogelijkheden.
[de minderjarige] krijgt thans ieder weekend verlof van vrijdagavond tot zaterdagavond. Zij verblijft dan bij haar zus in [plaats] . De moeder van [de minderjarige] vervult bij dit verlof ook een rol. Tot heden verlopen de verloven goed.
3.6.
Het hof overweegt het volgende.
3.6.1.
Het hof verwerpt grief 1. Het hoger beroep dient er mede toe eventuele onvolkomenheden van de eerste aanleg te herstellen. [de minderjarige] , de moeder en haar advocaat hebben in hoger beroep gebruik gemaakt van de gelegenheid hun standpunt met betrekking tot de verzochte machtiging naar voren te brengen.
3.6.2.
Op grond van het bepaalde in artikel 6.1.2 lid 1 van de Jeugdwet (Jw) kan de rechter op verzoek een machtiging verlenen om een jeugdige in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven.
Gelet op artikel 6.1.2 lid 2 Jw staat ter beoordeling of:
  • er bij [de minderjarige] sprake is van ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren, en
  • de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat [de minderjarige] zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
3.6.3.
Een machtiging kan op grond van artikel 6.1.2 lid 3 Jw bovendien slechts worden verleend indien (a) de jeugdige onder toezicht is gesteld, (b) de voogdij over de jeugdige bij een gecertificeerde instelling berust of (c) degene die, anders dan bedoeld onder b, de wettelijke vertegenwoordiger is, met de opneming en het verblijf instemt.
3.6.4.
Ingevolge artikel 6.1.2 lid 5 Jw kan een machtiging voorts slechts worden verleend indien het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar de jeugdige zijn woonplaats heeft, of de gecertificeerde instelling die de ondertoezichtstelling uitvoert of de voogdij uitoefent, heeft bepaald dat een voorziening op het gebied van jeugdhulp en verblijf niet zijnde verblijf bij een pleegouder nodig is.
Tot slot behoeft het verzoek op grond van artikel 6.1.2 lid 6 Jw de instemming van een gedragswetenschapper die de minderjarige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht.
3.6.5.
Het hof is van oordeel dat voldaan is aan de formele vereisten van artikel 6.1.2 lid 3 aanhef en sub 3, lid 5 en lid 6 Jw.
[de minderjarige] heeft in het beroepschrift haar twijfel uitgesproken over de vraag of zij is onderzocht door een gedragswetenschapper. Het hof heeft dit punt ter zitting nader onderzocht en is tot de vaststelling gekomen dat [de minderjarige] op 16 oktober 2017 met een gedragswetenschapper heeft gesproken.. Uit de instemmingsverklaring van 16 oktober 2017, die zich in het dossier bevindt, blijkt dat deze is opgemaakt door de gedragsdeskundige drs. [gedragsdeskundige] , werkzaam bij de GI. De voorzitter van het hof heeft met [de minderjarige] en de vertegenwoordiger van de GI de gang van zaken op 16 oktober 2017, de dag waarop [de minderjarige] in het kader van het verzoek om een machtiging gesloten plaatsing is onderzocht, nagelopen, waaruit is gebleken dat [de minderjarige] die dag heeft gesproken met de betreffende gedragsdeskundige [gedragsdeskundige] .
3.6.6.
Het hof is van oordeel dat aan de wettelijke criteria voor uithuisplaatsing in een accommodatie van gesloten jeugdhulp ten tijde van de bestreden beschikking was en ook thans nog wordt voldaan.
[de minderjarige] is een bijna 17-jarig meisje met beperkte verstandelijke vermogens, bij wie ernstige gedragsproblemen en een bedreigde sociaal-emotionele ontwikkeling zijn vastgesteld. Zij heeft een zeer belast verleden. [de minderjarige] is in haar eerste levensjaren opgegroeid in een onveilige gezinssituatie waarin er sprake was van huiselijk geweld. [de minderjarige] is van jongs af aan mishandeld door haar vader.
In juli 2016 is [de minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld, omdat er ernstige zorgen bestonden over haar veiligheid en ontwikkeling. [de minderjarige] werd mishandeld door haar toenmalige vriend. Zij heeft van juli 2016 tot oktober 2016 in de gesloten jeugdhulp verbleven. [de minderjarige] vertoont symptomen van een posttraumatische stress-stoornis.
[de minderjarige] woont samen met haar moeder en haar broer [de broer van de minderjarige] . De moeder is beperkt in haar opvoedkundige mogelijkheden en op momenten is zij niet beschikbaar als gevolg van medicatie- en alcoholgebruik. Vanwege de instabiele gezinssituatie is in mei 2016 Kracht in Zorg in het gezin ingezet. Ondanks deze inzet namen in de maanden voorafgaande aan de gesloten uithuisplaatsing de crisissituaties in het gezin in heftigheid toe. Er was sprake van huiselijk geweld tussen de moeder en [de minderjarige] , die explosief reageerde op correcties van de moeder. Daarnaast verzuimde [de minderjarige] regelmatig van school en was haar softdrugsgebruik zorgelijk. Zij had gesprekken bij Gastenhof, maar de noodzakelijke EMDR-therapie is niet van de grond gekomen, omdat de thuissituatie onvoldoende stabiel was en vanwege haar wietgebruik.
Op 9 oktober 2017 is er bij de politie een verzoek om opsporing gedaan, omdat [de minderjarige] spoorloos was. In de nacht van 15 op 16 oktober 2017 is [de minderjarige] - na wederom een escalatie in de thuissituatie met de moeder - vertrokken naar Duitsland samen met een man, die bekend is in relatie tot mensenhandel.
Gelet op het voorgaande - de toenemende fysieke escalaties, het zich onttrekken aan toezicht, de noodzaak van hulpverlening - heeft de rechtbank naar het oordeel van het hof op goede gronden de machtiging tot plaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van gesloten jeugdhulp verleend. Een reëel alternatief was niet voorhanden.
Sinds ongeveer anderhalve maand verblijft [de minderjarige] in de accommodatie van gesloten jeugdhulp Lievenshove in [verblijfplaats] . Men ziet daar dat [de minderjarige] niet meer met agressie reageert, maar dat zij zich erg inhoudt. Gezien haar problematiek heeft [de minderjarige] gespecialiseerde behandeling dringend nodig om zich verder te kunnen ontwikkelen. Ter zitting is evenwel gebleken dat de noodzakelijke therapie nog niet is gestart, ook omdat [de minderjarige] niet gemotiveerd is en nergens aan wil meewerken. [de minderjarige] wenst allereerst de afloop van dit hoger beroep af te wachten, zo stelt de GI.
De moeder heeft met behulp van Kracht in Zorg geprobeerd [de minderjarige] op te voeden en te begrenzen. Gebleken is dat de moeder, mede vanwege haar eigen problematiek, daartoe niet in staat is. Er zijn geen feiten of omstandigheden aangevoerd om de stelling van de moeder dat het thans, bij onmiddellijke beëindiging van de gesloten plaatsing, wel goed zou gaan tussen de moeder en [de minderjarige] te staven.
Voor een kentering in de bedreigde ontwikkeling van [de minderjarige] is het noodzakelijk dat zij geplaatst blijft in een accommodatie van gesloten jeugdhulp. Zij kan daar gaan werken aan haar behandeldoelen ter verwerking van haar trauma’s en zich gaan voorbereiden op een vervolgplek richting zelfstandigheid.
Het hof is gelet op het voorgaande van oordeel dat er bij [de minderjarige] nog steeds sprake is van ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die haar ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren. Er bestaat ook nog een risico, gelet op de voorgeschiedenis, dat zij zich zal onttrekken aan de jeugdhulp die zij nodig heeft dan wel daaraan door anderen zal worden onttrokken.
3.7.
Het voorgaande leidt ertoe dat de bestreden beschikking dient te worden bekrachtigd.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 24 oktober 2017;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.A.R.M. van Leuven, C.N.M. Antens en
E.L. Schaafsma - Beversluis, is op 28 december 2017 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier en, bij afwezigheid van mr. Van Leuven, ondertekend door mr. Antens.