ECLI:NL:GHSHE:2017:73

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 januari 2017
Publicatiedatum
12 januari 2017
Zaaknummer
200.174.549_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake omgangsregeling tussen ouders na echtscheiding

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep in een familiezaken waarin de omgangsregeling tussen ouders na een echtscheiding centraal staat. De moeder, hierna aangeduid als appellante, heeft haar hoger beroep ingetrokken, omdat zij de strijd met de vader, hierna aangeduid als geïntimeerde, wil stopzetten in het belang van hun minderjarige kind. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder haar grieven niet handhaaft, wat leidt tot haar niet-ontvankelijkheid in het hoger beroep. De vader heeft echter zelfstandige verzoeken ingediend die verband houden met de zorgregeling voor het kind, en het hof heeft geoordeeld dat hij ontvankelijk is in zijn verzoeken.

De ouders hebben overeenstemming bereikt over de contactregeling met hun kind, waarbij specifieke afspraken zijn gemaakt over de omgang tijdens vakanties en reguliere weekenden. Het hof heeft deze afspraken in de beschikking opgenomen, voor zover ze betrekking hebben op de kwesties die aan het hof zijn voorgelegd. Daarnaast heeft het hof overwogen dat de overdracht van het kind voorlopig dient plaats te vinden op een neutrale locatie, in dit geval het politiebureau, om de veiligheid van de moeder te waarborgen en het vertrouwen tussen de ouders te bevorderen. Het hof heeft het verzoek van de vader om de moeder te verplichten hem te informeren over het adres van het kind afgewezen, met de overweging dat dit niet in het belang van het kind is.

De beslissing van het hof houdt in dat de moeder niet-ontvankelijk wordt verklaard in het hoger beroep, en dat de afspraken over de omgangsregeling tussen de ouders worden bevestigd. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hof heeft het meer of anders verzochte afgewezen. Deze uitspraak is gedaan op 12 januari 2017.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
Uitspraak: 12 januari 2017
Zaaknummer: 200.174.549/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/04/119205 / FA RK 12-1584
in de zaak in hoger beroep van:
[appellante],
wonende op een geheim adres,
appellante in principaal appel,
verweerster in incidenteel appel,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. S.J.M.P. Hoppers,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te
[woonplaats] ,
verweerder in principaal appel,
appellant in incidenteel appel,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.M. Setiaman.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

5.De beschikking van 21 januari 2016

Bij die beschikking heeft het hof, onder aanhouding van iedere verdere beslissing, partijen verwezen naar de Combinatie Jeugdzorg te [vestigingsplaats] voor een traject echtscheidingshulpverlening of een soortgelijk traject, gericht op het houden van intensieve oudergesprekken.

6.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

6.1.
De voortzetting van de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 8 december 2016. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. Hoppers;
-de vader, bijgestaan door mr. Setiaman;
-de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] .
6.2.
Het hof heeft kennisgenomen van de inhoud van:
- de eindevaluatie van de Combinatie Jeugdzorg van 5 september 2016;
- het V-formulier met bijlage van de advocaat van de vader d.d. 15 september 2016;
- het V-formulier met bijlage van de advocaat van de moeder d.d. 4 oktober 2016;
- het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader d.d. 25 november 2016;
- het V-formulier met bijlage van de advocaat van de vader d.d. 22 december 2016.

7.De verdere beoordeling

7.1.
Uit de eindevaluatie van de Combinatie Jeugdzorg blijkt het volgende. De moeder heeft de hulpverlening door de Combinatie voortijdig beëindigd. Het is niet gelukt om met de ouders toe te werken naar vertrouwen in elkaars ouderschap en een zorgregeling waarin beiden zich kunnen vinden.
In het principaal appel:
7.2.
Ter zitting van het hof heeft de advocaat van de moeder medegedeeld dat de moeder het hoger beroep intrekt. Het gaat niet goed met [minderjarige] en de moeder wil de strijd met de vader stopzetten. Inmiddels is het wijkteam ingeschakeld.
7.3.
Het hof maakt uit voormelde mededeling op dat de moeder haar grieven niet handhaaft. Dit brengt mee dat de moeder niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het hoger beroep.
In het incidenteel appel:
7.4.
Anders dan de moeder heeft aangevoerd is het hof van oordeel dat de vader ontvankelijk is in zijn verzoeken in hoger beroep, nu dit zelfstandige verzoeken betreffen die nauw samenhangen met de kwestie van de zorgregeling tussen de vader en [minderjarige] .
7.5.
Uit de brief van 22 december 2016, die als bijlage is gevoegd bij voormeld V-formulier van de advocaat van de vader van 22 december 2016, blijkt dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de contactregeling tussen de vader en [minderjarige] . Partijen hebben het volgende afgesproken.
Ten aanzien van vakanties van 1 week:
- indien de vakantie aansluit op het weekend van de vader, blijft [minderjarige] tot woensdag 14.00 uur bij de vader;
- indien de vakantie aansluit op het weekend van de moeder, is [minderjarige] van woensdag 14.00 uur tot en met het omgangsweekend bij de vader.
Ten aanzien van vakanties van 2 weken:
- indien de vakantie aansluit op het weekend van de vader, blijft [minderjarige] tot zaterdag 10.00 uur bij de vader;
- indien de vakantie aansluit op het weekend van de moeder, is [minderjarige] van zondag 17.00 uur tot en met het omgangsweekend bij de vader;
Ten aanzien van de zomervakantie in 2017:
[minderjarige] verblijft aansluitend op het omgangsweekend van 22 juli 2017 tijdens week 30 en 31 bij de vader, dus tot en met zondag 6 augustus 2017 om 17.00 uur;
Ten aanzien van de overige zomervakanties:
- in de even jaren is [minderjarige] de eerste drie weken bij de vader;
- in de oneven jaren is [minderjarige] de laatste drie weken bij de vader;
Indien een omgangsweekend door omstandigheden (bv. ziekte van [minderjarige] ) niet door kan gaan, zal dit weekend worden ingehaald tijdens het daarop volgende weekend. De reguliere weekenden gaan dan gewoon door. Op deze wijze kan [minderjarige] toch twee weekenden per maand bij de vader zijn.
Mocht [minderjarige] in de vakantieperiode door omstandigheden niet volgens het afgesproken schema kunnen komen, dan zullen partijen hierin schuiven zodat [minderjarige] toch gedurende de helft van de vakantie bij de vader kan zijn. Indien dit niet tijdens de betreffende vakantie kan, zal dit gecompenseerd worden tijdens de eerstvolgende vakantie.
Voorts zullen de vader en de moeder 1 keer per maand telefonisch contact hebben over [minderjarige] buiten aanwezigheid van [minderjarige] .
Na ieder weekend dat [minderjarige] bij de vader is geweest stuurt de vader een mail naar de moeder over hoe het is gegaan en met eventuele vragen.
Wanneer de vader aan de moeder kenbaar maakt dat hij in het omgangsweekend het verblijfsdocument van [minderjarige] nodig heeft, zal de moeder dit voor het weekend aan de vader meegeven.
De moeder zal toestaan dat de vader tussen twee omgangsmomenten telefonisch contact met [minderjarige] kan hebben.
Zowel de vader als de moeder zal toestemming aan de ander geven om met [minderjarige] op vakantie te gaan. Verblijfsgegevens worden aan elkaar gecommuniceerd en de mogelijkheid staat open voor de andere ouder om ook op het vakantieadres telefonisch contact met [minderjarige] te onderhouden.
7.6.
De advocaat van de vader heeft verzocht voormelde afspraken tussen partijen op te nemen in deze beschikking. Het hof zal dit verzoek inwilligen, voor zover de afspraken tussen partijen betrekking hebben op kwesties die aan het hof voorliggen. Hetgeen niet in het dictum van deze beschikking wordt opgenomen, bindt partijen wel maar leent zich niet voor opname in het dictum.
7.7.
Aan het hof ligt nog voor de vraag op welke plaats de overdracht van [minderjarige] dient plaats te vinden.
De vader voert met grief 1 aan dat het niet in het belang van [minderjarige] is om de overdracht voor het politiebureau in [plaats] te laten plaatsvinden. De vader verzoekt het hof te bepalen dat tijdens de contactmomenten de moeder [minderjarige] naar de vader brengt en de vader [minderjarige] naar de moeder terugbrengt. De vader acht het redelijk dat partijen ieder de helft van de reiskosten en de reistijd voor hun rekening nemen. De moeder heeft niets te vrezen van de vader. De vader stelt voorts dat hij er als gezaghebbende ouder recht op heeft om te weten waar [minderjarige] verblijft.
De moeder heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij voelt zich veilig bij de overdracht op neutraal terrein.
7.8.
Het hof overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
Het hof is van oordeel dat het op dit moment nog het meest in het belang van [minderjarige] is wanneer hij voorlopig tussen de ouders wordt overgedragen voor het politiebureau in [plaats] . Het hof acht het prematuur, gelet op het - naar het hof ter zitting is gebleken - nog broze vertrouwen tussen de ouders, om de overdracht van [minderjarige] thuis bij de ouders te laten plaatsvinden. Daarbij gaat het hof er van uit dat nu partijen in staat zijn gebleken in het belang van [minderjarige] gezamenlijke afspraken over de contactregeling te maken, zij er naar toe zullen werken dat de overdracht in de toekomst op een meer onbelaste wijze voor [minderjarige] kan plaatsvinden.
In het verlengde van het voorgaande zal het hof eveneens het verzoek van de vader om de moeder te verplichten om hem te informeren over het adres van [minderjarige] afwijzen.
7.9.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

8.De beslissing

Het hof:
op het principaal appel:
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in het hoger beroep;
op het incidenteel appel:
bepaalt dat, wanneer de vader aan de moeder kenbaar maakt dat hij in het omgangsweekend het verblijfsdocument van [minderjarige] nodig heeft, de moeder dit voor het weekend aan de vader zal meegeven;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.A.M. Scheij, M.C. Bijleveld - van der Slikke en
H. van Winkel en in het openbaar uitgesproken op 12 januari 2017.