Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
5.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 29 september 2015;
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 8 december 2015 en de daarin genoemde producties.
6.De verdere beoordeling
- een hoofdsom van € 13.857,03,
- een bedrag aan rente tot 2 april 2014 van € 1.213,35,
- rente vanaf 2 april 2014 en
- € 913,57 aan buitengerechtelijke incassokosten.
“Eerst voor het boekjaar 2010 en vervolgens voor 2011.”Een soortgelijke stelling, maar dan over de totale boekhouding, heeft [appellant] naar voren gebracht in de toelichting op grief I (memorie van grieven nr. 1). Ook in de rest van de memorie van grieven en in de bijgevoegde prod. 13 (zie hierboven 6.1. sub f)) komt duidelijk naar voren dat ook [appellant] zich op het standpunt stelt dat zijn opdracht aan [accountants en belastingadviseurs] uiteindelijk ook het verslagjaar 2011 betrof. Het hof zal dan ook tot uitgangspunt nemen dat de opdracht van [appellant] aan [accountants en belastingadviseurs] zowel betrekking had op verslagjaar 2010 als op verslagjaar 2011.
“Voor zover in deze algemene voorwaarden niet anders is bepaald, vervallen vorderingsrechten en andere bevoegdheden van Opdrachtgever uit welke hoofde ook jegens Opdrachtnemer in verband met het verrichten van Werkzaamheden door Opdrachtnemer, in ieder geval na één jaar na het moment waarop Opdrachtgever bekend werd of redelijkerwijs bekend kon zijn met het bestaan van deze rechten en bevoegdheden.(…)”[appellant] stelt dat hij al vóór het schrijven van de brief van 25 september 2013 regelmatig mondeling heeft geklaagd bij [accountants en belastingadviseurs] en dat deze hem dan geruststelde. Ook voert hij aan dat het in het begin moeilijk was om het te bekijken omdat [accountants en belastingadviseurs] de werkzaamheden verspreid over verschillende boekjaren factureerde.
“Algemene Voorwaarden van….”.Bij brief van 4 december 2015 heef [accountants en belastingadviseurs] voorafgaand aan de comparitie in hoger beroep als productie 13 opnieuw een exemplaar van algemene voorwaarden overgelegd en daarbij vermeld dat dit een leesbaar exemplaar was van de reeds bij productie 9 overgelegde, wellicht moeilijk leesbare, algemene voorwaarden van [accountants en belastingadviseurs] . Het hof heeft bij nadere bestudering echter geconstateerd dat de tekst van deze productie 13 niet overeenstemt met productie 9 (bijvoorbeeld de aanhef en het aantal definities in artikel 1 verschilt). Nu een nadere toelichting op dit punt ontbreekt, zal het hof bij beoordeling van het beroep van [accountants en belastingadviseurs] op algemene voorwaarden uitgaan van de als productie 9 overgelegde algemene voorwaarden
.
De daarnaast door [accountants en belastingadviseurs] in rekening gebrachte kosten voor de opstart en het abonnement op de applicatie voor internetboekhouden bedragen € 785,76 incl. BTW (€ 655,-- excl. BTW). Ten aanzien van dit punt heeft [appellant] slechts naar voren gebracht dat het gaat om een programma dat door [accountants en belastingadviseurs] wordt gehanteerd en dat achteraf is gebleken dat het niet gebruikelijk is dat klanten voor een boekhoudprogramma dienen te betalen (memorie van grieven nr 56). Naar het oordeel van het hof is dit een onvoldoende betwisting van het verschuldigd zijn van kosten voor het boekhoudprogramma. Bovendien kan deze enkele stelling van [appellant] ook niet dienen als grief tegen de overwegingen hierover in r.o. 6.1. van het bestreden vonnis. Daarin heeft de rechtbank op dit punt overwogen dat [appellant] geen bezwaren heeft geuit tegen de facturering door [accountants en belastingadviseurs] van het ter beschikking stellen van het boekhoudprogramma en geoordeeld dat de vordering van [accountants en belastingadviseurs] in zoverre toewijsbaar is. Weliswaar is grief III gericht tegen de gehele rechtsoverweging 6.1. maar in de toelichting gaat [appellant] niet in op het punt van verschuldigdheid van kosten voor het boekhoudprogramma. Het voorgaande houdt in dat ook het hof tot uitgangspunt zal nemen dat [appellant] kosten voor het boekhoudprogramma verschuldigd was.
“Aan de stelling dat er sprake is van een toerekenbare tekortkoming van [accountants en belastingadviseurs] worden in dit stadium geen juridische consequenties verbonden. Er kan nu ook geen vordering in reconventie worden ingediend. Het is om aan te geven dat de werkzaamheden niet naar wens zijn verricht. [accountants en belastingadviseurs] dient rekening te houden met de redelijkheid en billijkheid en niet te factureren voor iets dat niet goed is uitgevoerd. (…) Aan het punt van het schenden van de geheimhoudingsplicht worden op dit moment geen juridische consequenties verbonden.”