ECLI:NL:GHSHE:2018:1005

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 maart 2018
Publicatiedatum
8 maart 2018
Zaaknummer
200.217.970_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gezamenlijk gezag en zorgregeling voor minderjarige na scheiding van ouders

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin de omgangsregeling en het ouderlijk gezag over de minderjarige [minderjarige] werd vastgesteld. De vader, vertegenwoordigd door mr. J.B.M. Rütten, verzocht om gezamenlijk gezag over [minderjarige], die geboren is op [geboortedatum] 2010. De moeder, vertegenwoordigd door mr. A.M. Holmes, verzet zich hiertegen en stelt dat er onvoldoende vertrouwen is in de verantwoordelijkheden van de vader. De Raad voor de Kinderbescherming is ook betrokken in deze procedure en heeft geadviseerd om de vader meer betrokken te maken in het leven van [minderjarige] via hulpverlening. Tijdens de mondelinge behandeling op 30 januari 2018 is gebleken dat de communicatie tussen de ouders is verbeterd, maar dat er nog steeds zorgen zijn over de stabiliteit van de situatie. Het hof heeft uiteindelijk geoordeeld dat er geen onaanvaardbaar risico is dat [minderjarige] klem of verloren zal raken tussen de ouders en heeft besloten om het gezamenlijk gezag toe te kennen aan beide ouders. De zorgregeling is vastgesteld, waarbij [minderjarige] bij de vader verblijft gedurende een weekend per veertien dagen. De beschikking van de rechtbank is vernietigd en de nieuwe regeling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 8 maart 2018
Zaaknummer: 200.217.970/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/207657 / FA RK 15-2077
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. J.B.M. Rütten,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats]
verweerster,
hierna te noemen: de moeder
,
advocaat: mr. A.M. Holmes.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
vestiging: [vestigingsplaats]
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 23 maart 2017.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 20 juni 2017, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de vader mede te belasten met het ouderlijk gezag over de hierna nader te noemen [minderjarige] . Verder heeft hij verzocht de bestreden beschikking te wijzigen en te bepalen dat [minderjarige] bij hem verblijft gedurende een weekend per veertien dagen van vrijdag 19.00 uur tot zondag 19.00 uur, althans een beslissing te nemen die het hof juist acht.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 27 juli 2017, heeft de moeder verzocht het verzoek van de vader in hoger beroep af te wijzen als onjuist, ongemotiveerd en/of onbewezen. Kosten rechtens.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 30 januari 2018. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door mr. Rütten;
-de moeder, bijgestaan door mr. Holmes;
-de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] .
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het V-formulier met bijlage 1 van de advocaat van de moeder d.d. 15 september 2017, ingekomen ter griffie van het hof op 15 september 2017.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen hebben van een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit die relatie is geboren:
- [minderjarige] , op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] (hierna: [minderjarige] ).
De vader heeft [minderjarige] erkend. [minderjarige] heeft het hoofdverblijf bij de moeder.
3.2.
De vader heeft in eerste aanleg verzocht:
primair:
  • hem mede met het ouderlijk gezag over [minderjarige] te belasten;
  • te bepalen dat een door hem omschreven opbouwende zorgregeling/omgangsregeling wordt vastgesteld;
subsidiair:
 een door hem omschreven informatieregeling vast te stellen.
De moeder heeft in eerste aanleg gemotiveerd verweer gevoerd.
Bij beschikking van 4 september 2015 heeft de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, de raad verzocht een onderzoek te verrichten en rapport en advies uit te brengen.
Bij beschikking van 23 februari 2016 heeft de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, bepaald dat de zorg- of omgangsregeling tussen [minderjarige] en de vader voorlopig zal plaatsvinden onder begeleiding van Xonar of aXnaga (BOR-regeling niveau 2), waarbij de invulling van de BOR wordt overgelaten aan Xonar of aXnaga.
3.3.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de rechtbank bepaald dat de vader omgang kan hebben met [minderjarige] gedurende een weekend per veertien dagen van vrijdag 19.00 uur tot zondag 17.00 uur, waarbij de moeder en de vader in onderling overleg afspraken maken over het halen en terugbrengen van [minderjarige] . De rechtbank heeft afgewezen het meer of anders verzochte.
3.4.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en is hiervan in hoger beroep gekomen.
Gezag
3.5.
De vader voert in zijn beroepschrift het volgende aan.
Uitgangspunt van de wet is dat het in het belang van de kinderen is dat de ouders gezamenlijk met het gezag zijn belast. Er doet zich hier geen uitzondering voor die maakt dat de vader niet mede met het gezag over [minderjarige] kan worden belast.
De vader begrijpt dat het vertrouwen van de moeder in hem moet groeien. Inmiddels is er evenwel geruime tijd contact tussen de vader en [minderjarige] . De vader heeft laten zien dat hij de regeling structureel nakomt en met de moeder kan communiceren en overleggen over zaken die [minderjarige] betreffen.
De vader wil graag mede met het gezag worden belast om zijn rechten en plichten als vader samen met de moeder te kunnen uitoefenen. Hij wil graag samen met de moeder belangrijke beslissingen kunnen nemen en zelf informatie kunnen opvragen bij derden, zodat hij weet (als [minderjarige] bij hem verblijft) of en zo ja welke aandachtspunten er zijn. Hij wil de moeder hiermee beter kunnen ondersteunen bij de verzorging en opvoeding van [minderjarige] .
De vader betwist dat hij zich contraproductief zal opstellen inzake medische aangelegenheden die [minderjarige] betreffen. Nu de vader weet wanneer [minderjarige] zijn pompje tegen astma moet gebruiken, zal hij hier te allen tijde voor zorgdragen.
Ter zitting van het hof heeft de vader aanvullend het volgende naar voren gebracht.
De communicatie tussen de ouders kan beter, maar zij zijn hierin enorm gegroeid. Zij zijn erin geslaagd het geschil met betrekking tot de omgang samen op te lossen. De moeder haalt [minderjarige] nu op zondag om 17.00 uur bij hem op. Tussentijds hebben de ouders de omgang tijdelijk teruggebracht naar een dag in de veertien dagen, omdat een heel weekend op dat moment te druk was voor [minderjarige] . Op verzoek van [minderjarige] is dit inmiddels weer teruggebracht naar een weekend per veertien dagen. De communicatie over de omgang is via aXnaga verlopen.
De vader geeft [minderjarige] de benodigde medicatie. Een gezamenlijk gesprek met de arts van [minderjarige] heeft in deze veel opgehelderd.
De vader krijgt van de moeder weinig informatie betreffende [minderjarige] . De ervaring leert dat derden geen informatie verstrekken aan de niet met het gezag belaste ouder. De vader wil de situatie bovendien niet forceren. De vader betwijfelt of aXnaga het voor elkaar krijgt dat hij meer betrokken wordt bij het wel en wee van [minderjarige] .
3.6.
De moeder voert in haar verweerschrift het volgende aan.
De moeder vraag zich af of de vader zich realiseert wat het feitelijk inhoudt als hij mede met het gezag over [minderjarige] is belast. Bij haar is nog niet het vertrouwen ontstaan en gegroeid dat de vader zijn verantwoordelijkheden ten opzichte van [minderjarige] neemt en blijft nemen. De vader is de afgelopen periode de omgangsregeling niet nagekomen. Er is wederom sprake van een conflict tussen partijen, waarbij het de moeder is gebleken dat de vader op geen enkele wijze met haar communiceert. Hij stelt zijn eigen belangen voorop, in plaats van die van [minderjarige] . In het verlengde daarvan is de moeder ernstig bezorgd over de opstelling van de vader daar waar het gaat om het verlenen van toestemming aan haar inzake (onder meer) medische aangelegenheden. Zij wijst er in dit verband op dat de vader de aanwijzingen van de dokter inzake het gebruik van medicatie tegen astma niet opvolgt.
De moeder vreest dat zij bij gezamenlijk gezag de rechtbank om vervangende toestemming moet verzoeken dan wel een kort geding procedure moet beginnen. Dit is niet in het belang van [minderjarige] die gebaat is bij rust en stabiliteit.
De vader kan haar ook ondersteunen bij de verzorging en opvoeding van [minderjarige] als hij niet mede met het gezag is belast.
Ter zitting van het hof heeft de moeder aanvullend het volgende naar voren gebracht.
De weg naar hoe het nu gaat, is geen eenvoudige geweest. Zo heeft de vader zich meer dan eens niet aan afspraken gehouden en is hij een felle discussie aangegaan met de arts van [minderjarige] omtrent zijn medicatie. De vader probeert de communicatie naar zich toe te trekken en de situatie te domineren. Hij bagatelliseert problemen. De moeder kan haar zorgen niet bespreekbaar maken met de vader. De communicatie met de vader verloopt via de hulpverlening. Zonder deze komen de ouders niet tot een oplossing.
De moeder wil haar medewerking eraan verlenen dat de vader zelfstandig informatie kan opvragen bij derden. Zij sluit zich aan bij het advies van de raad en zou het graag aan aXnaga willen overlaten om de vader in de toekomst meer betrokken te maken bij het wel en wee van [minderjarige] . De moeder heeft vertrouwen in deze organisatie en zou dit een goede tussenstap vinden alvorens de vader eventueel mede met het gezag over [minderjarige] wordt belast.
3.7.
De raad heeft ter zitting van het hof het volgende naar voren gebracht.
De raad heeft de ouders gecomplimenteerd met wat zij hebben bereikt, nadat er een lange tijd geen contact is geweest tussen de vader en [minderjarige] . Het is ook heel goed dat zij hier hulp bij hebben ingeschakeld. Er is zeker sprake van een andere situatie dan in 2015 ten tijde van het raadsonderzoek. De situatie is evenwel fragiel. De raad vreest dat het de balans die nu is bereikt geen goed zal doen als de vader thans mede met het gezag over [minderjarige] wordt belast. Een nieuw raadsonderzoek acht de raad ook niet in het belang van [minderjarige] , omdat dit voor onrust zorgt. Anderzijds begrijpt de raad de wens van de vader dat hij zelfstandig informatie over [minderjarige] wil kunnen opvragen bij derden en dat hij wil meedenken over zijn medicatie. De raad adviseert om, alvorens de vader eventueel mede met het gezag over [minderjarige] te belasten, het aan aXnaga over te laten om de vader meer betrokken te maken in het leven van [minderjarige] . De moeder zou daarnaast middels toestemming de mogelijkheid kunnen bieden aan de vader om zelfstandig informatie op te vragen bij derden.
3.8.
Het hof overweegt het volgende.
3.9.
Ingevolge artikel 1:253c lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde vader van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder heeft uitgeoefend, de rechter verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind te belasten.
Indien de moeder niet met het verzoek instemt, wordt het verzoek ingevolge artikel 1:253c lid 2 BW slechts afgewezen indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
3.10.
Het hof is van oordeel dat er geen onaanvaardbaar risico is dat [minderjarige] bij gezamenlijk gezag klem of verloren zal raken tussen de ouders dan wel dat afwijzing van het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag anderszins in het belang van [minderjarige] noodzakelijk is.
In het raadsonderzoek van 23 december 2015 concludeert de raad op de vraag of wijziging van eenhoofdig gezag van de moeder in gezamenlijk gezag van beide ouders tegemoet komt aan de belangen van [minderjarige] , dat de ouders nog onvoldoende in staat zijn (zelfstandig) met elkaar te overleggen. Het hof maakt uit de stukken en het verhandelde ter zitting op dat dit nog altijd het geval is. De ouders hebben dit echter kunnen ondervangen doordat zij met hulpverlening van onder meer aXnaga wel in staat zijn over [minderjarige] te overleggen en tot oplossingen te komen voor problemen die zich voordoen. Zo heeft er een gezamenlijk gesprek plaatsgevonden bij de arts van [minderjarige] , zijn de ouders tot een oplossing gekomen over het gerezen probleem ten aanzien van de omgang (in die zin dat de moeder [minderjarige] op zondag om 17.00 uur ophaalt bij de vader) en hebben zij in onderling overleg de omgang tussen de vader en [minderjarige] in het belang van [minderjarige] tijdelijk terug gebracht naar een dag in de twee weken. Desgevraagd hebben beide ouders ter zitting van het hof te kennen gegeven dat aXnaga voorlopig ook nog bij hen betrokken blijft. Gelet hierop ziet het hof in het feit dat de ouders nog altijd onvoldoende in staat zijn om zelfstandig met elkaar te overleggen geen beletsel om de vader niet (thans al) mede met het gezag over [minderjarige] te belasten. Het hof is zich er daarbij wel van bewust dat de thans bij de ouders betrokken hulpverlening van groot belang is gebleken om een juiste balans te waarborgen in de samenwerking tussen de beide ouders, zowel in de – afgelopen - situatie waarin de moeder het eenhoofdig gezag had als in de nieuwe situatie waarin de beide ouders samen het gezamenlijk ouderlijk gezag zullen uitoefenen. Mocht deze hulpverlening onverhoopt wegvallen bij beide ouders of een van hen, dan bestaat het risico dat aan die balans een zodanige afbreuk wordt gedaan dat de vraag of gezamenlijk gezag in het belang van [minderjarige] is wellicht anders beantwoord zal worden. Daarvan is echter op dit moment geen sprake zodat het hof daarin, noch in hetgeen de moeder overigens heeft aangevoerd thans enig beletsel ziet voor toekenning van gezamenlijk gezag.
Zorgregeling
3.11.
De ouders zijn het ter zitting van het hof eens geworden over het feit dat de regeling kan blijven zoals de rechtbank die in de bestreden beschikking heeft vastgesteld, met dien verstande dat de vader [minderjarige] op vrijdag ophaalt bij de moeder en de moeder [minderjarige] op zondag (om 17.00 uur) ophaalt bij de vader.
Conclusie
3.11.
Op grond van het vorenstaande zal het hof beslissen conform hetgeen hierna in het dictum is bepaald. Daarbij zal het hof voor de duidelijkheid de gehele bestreden beschikking vernietigen.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 23 maart 2017;
en opnieuw rechtdoende:
belast de moeder en de vader gezamenlijk met het ouderlijk gezag over [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] ;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het centraal gezagsregister;
stelt omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en de moeder met betrekking tot [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] , de volgende regeling vast:
[minderjarige] verblijft bij de vader gedurende een weekend per veertien dagen van vrijdag 19.00 uur tot zondag 17.00 uur, waarbij de vader [minderjarige] op vrijdag ophaalt bij de moeder en de moeder [minderjarige] op zondag ophaalt bij de vader;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.L. Schaafsma-Beversluis, H. van Winkel en M.L.F.J. Schyns, bijgestaan door de griffier, en is op 8 maart 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.