Door en namens [geïntimeerde] is ter zitting in hoger beroep – zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd.
Het aanvullend beroepschrift is buiten de beroepstermijn ingediend en dient buiten beschouwing te blijven. Nu [appellante] tijdig op de hoogte was van de tekst van het vonnis is er ook geen aanleiding om nog nadere grieven te formuleren bij een aanvullend beroepschrift.
Bij het aanvragen van de wettelijke schuldsaneringsregeling is volledige openheid van zaken gegeven; ook het echtscheidingsconvenant is overgelegd. Indien [geïntimeerde] essentiële stukken achterwege zou hebben gelaten, had de rechtbank deze wel opgevraagd of had zij het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen.
De rechtbank heeft de door [appellante] aangevoerde argumenten wel degelijk gewogen, maar te licht bevonden.
De reden dat [geïntimeerde] niet is ingegaan op door [appellante] voorgestelde regelingen heeft te maken met de omstandigheid dat hij maar maximaal € 30.000,- kon lenen om eventuele onderwaarde bij verkoop van de woning op te vangen.
De goede trouw van [geïntimeerde] bij het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden is reeds getoetst door de toelatingsrechter en kan niet meer ter discussie staan.
[geïntimeerde] heeft geen affectieve relatie meer met mevrouw [partner van geintimeerde] en vormt met haar ook geen economische eenheid. Wel zijn beiden nog bevriend. [geïntimeerde] helpt mevrouw [partner van geintimeerde] inderdaad met het handelen in roerende zaken op internet, maar dit heeft geen gevolg voor de financiële positie van [geïntimeerde] . De door [geïntimeerde] aangeschafte gevelkachel is wel voor hemzelf aangeschaft; [geïntimeerde] heeft deze kachel nodig om zijn woning te verwarmen.
De rechter-commissaris wil dat [geïntimeerde] in beroep gaat van de beschikking waarbij zijn alimentatieverplichting op € 25,- per maand is gesteld in plaats van op nihil.
De bewindvoerder reserveert het bedrag van € 25,- aan alimentatie in plaats van deze maandelijks aan [appellante] uit te keren; de bewindvoerder wil op die manier het restitutierisico beperken, nu er hoger beroep is ingesteld van de alimentatiebeschikking.
Het is niet aan de rechtbank of het hof in deze zaak om te discussiëren over de hoogte van de alimentatie; deze beslissing hoort thuis bij de familierechter die een uitspraak heeft gedaan.
De enkele stelling dat [geïntimeerde] niet zou zijn toegelaten als de rechtbank op de hoogte was geweest van een aantal eventuele schoonheidsfoutjes, gaat niet op.
Er is geen enkele reden waarom [appellante] zou moeten zijn betrokken bij het minnelijk traject of gehoord had moeten worden tijdens de toelatingszitting.