Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/02/303157 / HA ZA 15-515)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep met één grief en twee producties;
- de memorie van antwoord met één productie;
- het procesdossier eerste aanleg;
3.De beoordeling
vrouwkan zich met deze uitkomst niet verenigen. Zij is hiervan in hoger beroep gekomen en heeft één grief geformuleerd. De grief houdt in, zoals door de vrouw nader verduidelijkt ter zitting van dit hof, dat het krediet in zijn geheel een zakelijk krediet is en ook volledig onderdeel is van de onderneming die aan de man is toegedeeld (en dus niet slechts het bedrag van € 8.337,-- in mindering strekt op de waarde van de eenmanszaak, maar de hele kredietsom (pleitnotitie, p. 2, 2e alinea)).
manheeft de stellingen van de vrouw weersproken. Hij heeft in het bijzonder het volgende aangevoerd. Niet in geschil is dat de eenmanszaak in de verdeling moet worden betrokken. Bij een eenmanszaak bestaan er geen van het privévermogen afgescheiden bezittingen en schulden. Of iets zakelijk of privé is, maakt voor de verdeling van de gemeenschap niet uit. Hetgeen de vrouw aanvoert in punt 5 van haar appeldagvaarding is feitelijk noch juridisch te volgen.
hofstelt voorop dat er geen grief is gericht tegen de verdeling van de eenmanszaak als zodanig (dat wil zeggen inclusief een schuld). Daarvan dient het hof dan ook uit te gaan.