ECLI:NL:GHSHE:2018:136

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 januari 2018
Publicatiedatum
18 januari 2018
Zaaknummer
200.180.480_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenonderzoek naar de kwaliteit van kippenvoer en de gevolgen voor de kippenproductie

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, gaat het om een hoger beroep van Boerenbond Voeders B.V. tegen een aantal geïntimeerden, waaronder een VOF en twee natuurlijke personen. De zaak betreft een deskundigenonderzoek naar de kwaliteit van kippenvoer en de gevolgen daarvan voor de kippenproductie. Het hof heeft in een eerder tussenarrest van 20 juni 2017 partijen in de gelegenheid gesteld om deskundigen te benoemen en vragen te formuleren die aan de deskundige voorgelegd moeten worden. De heer B. Steenhuisen, een ervaren veterinair en pluimveedeskundige, is benoemd als deskundige. Het hof heeft de deskundige gevraagd om de effecten van bepaalde voedingswaarden in het kippenvoer op de gezondheid en productie van de kippen te onderzoeken. Dit betreft onder andere de waarden van zink, mangaan, natrium, chloride, ruw eiwit, ruwe as, ruw vet en vocht. Het hof heeft ook aanvullende vragen van partijen in overweging genomen, zoals de geschiktheid van het voer voor leghennenbedrijven en mogelijke andere oorzaken voor de symptomen die bij de kippen zijn waargenomen. De zaak is aangehouden in afwachting van het deskundigenbericht, en het hof heeft bepaald dat de kosten van het deskundigenonderzoek door de geïntimeerden moeten worden voorgeschoten. De uitspraak is gedaan op 16 januari 2018.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

afdeling civiel recht
zaaknummer 200.180.480/01
arrest van 16 januari 2018
in de zaak van
Boerenbond [vestigingsnaam] Voeders B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
appellante in principaal appel, geïntimeerde in deels voorwaardelijk incidenteel appel,
advocaat: mr. R. van Eck te Deventer,
tegen

1.[de VOF] .,gevestigd te [vestigingsplaats] ,

2.
[geïntimeerde 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
3.
[geïntimeerde 3] ,wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerden in principaal appel, appellanten in deels voorwaardelijk incidenteel appel,
advocaat: mr. H.E. de Leeuw-Blokland te Rotterdam,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 20 juni 2017 in het hoger beroep
van de vonnissen van de rechtbank Oost-Brabant, handelsrecht, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch van 23 april 2014 en 24 juni 2015, gewezen tussen appellante -Boerenbond- als eiseres in conventie en verweerster in reconventie en geïntimeerden -de VOF., [geïntimeerde 2] , [geïntimeerde 3] , tezamen [geintimeerde c.s.] (enkelvoud)- als gedaagden in conventie en eisers in reconventie. Het hof zal de nummering van voormeld arrest voortzetten.

6.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het voornoemde tussenarrest van 20 juni 2017;
- de akte uitlaten deskundigenonderzoek zijdens Boerenbond;
- de akte uitlaten deskundigenbericht zijdens [geintimeerde c.s.] .
Nadat partijen hebben gefourneerd, heeft het hof bepaald dat arrest zal worden gewezen.
Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

7.De beoordeling

in principaal en deels voorwaardelijk incidenteel hoger beroep
7.1
In het tussenarrest van 20 juni 2017 heeft het hof partijen in staat gesteld om zich uit te laten over aantal, deskundigheid en, bij voorkeur eensluidend, over de persoon van de te benoemen deskundige(n) en over de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen. Partijen zijn het met elkaar eens dat als deskundige kan worden benoemd de heer B. Steenhuisen, afgestudeerd veterinair en pluimveedeskundige met specifieke kennis op het gebied van diervoeding. De heer Steenhuisen heeft zich desverzocht [1] , bereid verklaard, zodat het hof hem zal benoemen.
7.2
Het hof heeft in het tussenarrest van 20 juni 2017 voorgesteld om de te benoemen deskundige de volgende vragen ter beantwoording voor te leggen:
kunnen de waarden van zink, mangaan, natrium, chloride, ruw eiwit, ruwe as, ruw vet en vocht van het kippenvoer zoals vermeld in de bij de conclusie van antwoord in conventie tevens van eis in reconventie overgelegde producties 6 tot en met 9 veroorzaken dat de kippen meer drinken, de voeropname daalt van grofweg 120 gram opname per dag naar 80 gram (zie ook de cijfers die zijn vermeld in nr. 17 memorie van antwoord in principaal appel), de kippenmest zwart van kleur en veel te nat wordt, de eierproductie fors daalt en/of de eieren van mindere kwaliteit worden?
is kippenvoer met de waarden van zink, mangaan, natrium, chloride, ruw eiwit, ruwe as, ruw vet en vocht van het kippenvoer zoals vermeld in de bij de conclusie van antwoord in conventie teven conclusie van eis in reconventie overgelegde producties 6 tot en met 9 geschikt als kippenvoer voor een bedrijf als door [geintimeerde c.s.] wordt gevoerd;
heeft u verder nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor de onderhavige zaak?
De deskundige zal hierbij tevens worden gevraagd of, en zo ja in welke mate, de volgende factoren hierbij van belang zijn:
het feit dat de kippen tot 6 februari 2013 zijn gevoerd met mais in combinatie met een complementvoer (nr. 5 antwoord in conventie en nr. 4 antwoord in reconventie) en zonder overgang vanaf 6 februari 2013 alleen met het onderhavige voer werden gevoerd;
de kippen in stal 3 kort na aanschaf in Duitsland een infectie hebben gehad. Het hof begrijpt dat de kippen omstreeks april 2012 in Duitsland zijn aangeschaft. [geintimeerde c.s.] schrijft namelijk in nr. 48 memorie van antwoord in principaal appel dat de kippen in mei 2012 een infectie hebben gehad. De aantekeningen van [pluimvee dierenarts] (productie 8 antwoord in reconventie) vermelden op pag. 2 dat de kippen één week na opzet enorme problemen hadden bestaande uit dikke ogen/oogontsteking. In productie 10 bij antwoord in reconventie (zie ook nr. 17 memorie van grieven) is vermeld dat de uitslag van de GD van het onderzoek van 21 mei 2012 aangeeft dat er sprake is van spoelwormen, ontstoken voorste luchtwegen een infectie met het IB-virus en dat de dieren dikke koppen en dichte ogen hebben (zie ook nr. 48 memorie van antwoord in principaal appel);
dat de kippen, in elk geval de kippen in stal 3, voor 6 februari 2013 al onder de norm leverden (nr. 49 memorie van antwoord in principaal appel) en in augustus 2012 ziek zijn geweest (nr. 10 spreekaantekeningen [geintimeerde c.s.] , gehecht aan proces-verbaal van comparitie);
e kippen in stal 4 eind januari 2013 uit de rui zijn gekomen (nr. 50 memorie van antwoord in principaal appel).
7.3
Boerenbond stelt voor om vraag 2 aan te vullen met de vraag “Is kippenvoer als omschreven in deze vraag geschikt voor een leghennenbedrijf in het algemeen?”. Vraag 3 dient volgens haar te worden aangevuld met de vraag “Zijn ook andere oorzaken denkbaar voor symptomen als beschreven onder vraag 1 c.q. als in de processtukken beschreven, en hoe waarschijnlijk is het dat deze in de onderhavige kwestie een rol hebben gespeeld?” Het hof is van oordeel dat deze vragen van voldoende belang zijn om ook aan de deskundige voor te leggen, met dien verstande dat de zinsnede “c.q. als in de processtukken beschreven” niet zal worden overgenomen nu de voor het deskundigenrapport van belang zijnde grondslag is omschreven in vraag 1.
7.4.1
[geintimeerde c.s.] heeft ter zake het onder factor c. aangeduide aangevoerd dat in nr. 10 van zijn spreekaantekeningen, gehecht aan het proces-verbaal van comparitie een typefout is gemaakt. De vermelding “
dat de kippen, in elk geval de kippen in stal 3, (…) in augustus 2012 ziek zijn geweest” is onjuist. In plaats van “
augustus 2012” moet worden gelezen “
mei 2012”. De omschrijving van factor c. zou dan, aldus [geintimeerde c.s.] , als volgt moeten luiden: “dat de kippen, in elk geval de kippen in stal 3, voor 6 februari 2013 al onder de norm leverden (nr. 49 memorie van antwoord in principaal appel)”.
Het hof kan zonder het horen van de Boerenbond op dit punt, niet van deze correctie uitgaan. Het hof zal de vraag zodanig aanpassen dat Boerenbond zich hieromtrent nog kan uitlaten zonder dat dit thans tot vertraging van de uitspraak leidt.
7.4.2
[geintimeerde c.s.] is voorts van mening dat de vraagstelling moet worden aangevuld met de omstandigheid dat de problemen zich niet voordeden in de stallen 1 en 2, waarvoor het voer door een andere producent werd geleverd.
De rechtbank heeft in haar feitenvaststelling in nr. 2.4 opgenomen “
Deze problemen deden zich niet voor bij de kippen in stal 1 en 2, waarvoor het voer door een andere producent werd geleverd” en ook het hof heeft dit bij de vaststaande feiten opgenomen (r.o. 4.1 sub d tussenarrest). Er is aldus op zich sprake van een niet bestreden feit, en het kan van belang zijn dat de deskundige kennis heeft van dit feit bij de beantwoording van de vragen. Het hof hecht eraan om daarbij de deskundige op het hart te drukken dat dit feit thans niet meer is dan dat: een feit, waarmee geen enkel causaal verband is vastgesteld. Het hof wijst er daarbij op dat Boerenbond in nr. 12 van haar akte overlegging producties in conventie, tevens conclusie van antwoord in reconventie heeft geantwoord dat dit punt (noot hof: nr. 13 conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie waarin [geintimeerde c.s.] heeft opgemerkt dat zijn kippen in stal 1 en stal 2 voer kregen van een andere voerproducent en dat deze kippen normaal zijn blijven presteren) irrelevant is en dat [geintimeerde c.s.] geen productieresultaten van de stallen 1 en 2 heeft overgelegd en dat het zeer wel mogelijk is dat de betreffende kippen van betere kwaliteit waren of dat de omstandigheden in de betreffende stallen anders waren. Het hof wijst er hierbij nog op dat [geintimeerde c.s.] als productie 18 in eerste aanleg heeft overgelegd de bedrijfsresultaten van stallen 1 en 2 over de periode 29 juli 2012 tot en met 31 maart 2013.
7.4.3
Ten slotte stelt [geintimeerde c.s.] dat ten aanzien van factor a. van belang is aanvullend op te merken dat de overstap van mais in combinatie met complementvoer naar totaalvoer op recept van Boerenbond is begeleid door de bedrijfsvoorlichter van Boerenbond, die al jarenlang op het bedrijf van [geintimeerde c.s.] kwam.
Het ontgaat het hof waarom het relevant zou zijn om de deskundige voor te leggen dat de overstap van mais in combinatie met complementvoer naar totaalvoer op recept van Boerenbond is begeleid door de bedrijfsvoorlichter van Boerenbond, die al jarenlang op het bedrijf van [geintimeerde c.s.] kwam. Het hof zal dat voorstel dan ook niet overnemen.
7.5
Gelet op al het vorenstaande zal het hof de vragen zoals hierna in het dictum vermeld aan de deskundige voorleggen.
7.6
Het hof zal conform het in rov. 4.8.1 van het tussenarrest gegeven voorshandse oordeel bepalen dat [geintimeerde c.s.] het voorschot van de deskundigenkosten voor zijn rekening moet nemen. [geintimeerde c.s.] heeft hiertegen geen bezwaar aangevoerd.
7.7
Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.

8.De uitspraak

Het hof:
in principaal en deels voorwaardelijk incidenteel hoger beroep
bepaalt dat een deskundigenonderzoek wordt verricht en benoemt in deze tot deskundige:
W. Steenhuisen
Poultry Consult [vestigingsnaam]
[adres]
[postcode] [kantoorplaats]
tel.: [netnummer & telefoonnummer]
: [e-mailadres] ;
verzoekt de deskundige om gemotiveerd de volgende vragen te beantwoorden:
kunnen de waarden van zink, mangaan, natrium, chloride, ruw eiwit, ruwe as, ruw vet en vocht van het kippenvoer zoals vermeld in de bij de conclusie van antwoord in conventie tevens van eis in reconventie overgelegde producties 6 tot en met 9 veroorzaken dat de kippen meer drinken, de voeropname daalt van grofweg 120 gram opname per dag naar 80 gram (zie ook de cijfers die zijn vermeld in nr. 17 memorie van antwoord in principaal appel), de kippenmest zwart van kleur en veel te nat wordt, de eierproductie fors daalt en/of de eieren van mindere kwaliteit worden?
is kippenvoer met de waarden van zink, mangaan, natrium, chloride, ruw eiwit, ruwe as, ruw vet en vocht van het kippenvoer zoals vermeld in de bij de conclusie van antwoord in conventie teven conclusie van eis in reconventie overgelegde producties 6 tot en met 9 geschikt als kippenvoer voor een bedrijf als door [geintimeerde c.s.] wordt gevoerd? Is kippenvoer als omschreven in deze vraag geschikt voor een leghennenbedrijf in het algemeen?
Zijn ook andere oorzaken denkbaar voor symptomen als beschreven onder vraag 1, en hoe waarschijnlijk is het dat deze in de onderhavige kwestie een rol hebben gespeeld?
luiden één of meer antwoorden op de aan u gestelde vragen anders indien de hieronder vermelde factor c. als volgt luidt:
“- dat de kippen, in elk geval de kippen in stal 3, voor 6 februari 2013 al onder de norm leverden en in mei 2012 ziek zijn geweest”?
heeft u verder nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor de onderhavige zaak?
Wilt u bij elk antwoord aangeven of, en zo ja in welke mate, de volgende factoren hierbij van belang zijn:
het feit dat de kippen tot 6 februari 2013 zijn gevoerd met mais in combinatie met een complementvoer (nr. 5 antwoord in conventie en nr. 4 antwoord in reconventie) en zonder overgang vanaf 6 februari 2013 alleen met het onderhavige voer werden gevoerd;
de kippen in stal 3 kort na aanschaf in Duitsland een infectie hebben gehad. Het hof begrijpt dat de kippen omstreeks april 2012 in Duitsland zijn aangeschaft. [geintimeerde c.s.] schrijft namelijk in nr. 48 memorie van antwoord in principaal appel dat de kippen in mei 2012 een infectie hebben gehad. De aantekeningen van [pluimvee dierenarts] (productie 8 antwoord in reconventie) vermelden op pag. 2 dat de kippen één week na opzet enorme problemen hadden bestaande uit dikke ogen/oogontsteking. In productie 10 bij antwoord in reconventie (zie ook nr. 17 memorie van grieven) is vermeld dat de uitslag van de GD van het onderzoek van 21 mei 2012 aangeeft dat er sprake is van spoelwormen, ontstoken voorste luchtwegen een infectie met het IB-virus en dat de dieren dikke koppen en dichte ogen hebben (zie ook nr. 48 memorie van antwoord in principaal appel);
dat de kippen, in elk geval de kippen in stal 3, voor 6 februari 2013 al onder de norm leverden (nr. 49 memorie van antwoord in principaal appel) en in augustus 2012 ziek zijn geweest (nr. 10 spreekaantekeningen [geintimeerde c.s.] , gehecht aan proces-verbaal van comparitie);
e kippen in stal 4 eind januari 2013 uit de rui zijn gekomen (nr. 50 memorie van antwoord in principaal appel).
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van dit arrest aan de deskundige toezendt;
bepaalt dat partijen binnen één week na de datum van dit arrest (een afschrift van) de verdere processtukken aan de deskundige ter beschikking zullen stellen en alle door deze gewenste inlichtingen zullen verstrekken;
bepaalt dat de deskundige eerst met het onderzoek beginnen nadat daartoe van de griffier bericht is ontvangen;
bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek –
en ten aanzien van de conceptrapportage– partijen in de gelegenheid stelt opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het schriftelijk bericht van de deskundige moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het bericht tevens melding wordt gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken;
verzoekt de deskundige een schriftelijk en met redenen omkleed bericht, met een duidelijke conclusie, in te leveren ter griffie van dit hof en tegelijkertijd een afschrift van het bericht aan de advocaten van partijen toe te zenden;
bepaalt de termijn waarbinnen het schriftelijk, ondertekend bericht ter griffie van dit hof (postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch) moet worden ingeleverd op
drie maandennadat door de griffier is bericht dat met het onderzoek kan worden begonnen;
bepaalt het voorschot op de kosten van de deskundige op het door deze deskundige begrote bedrag van € 4.356,-- inclusief btw, tenzij (één van) partijen binnen veertien dagen na deze uitspraak
bij brief aan de griffier van dit hofmet afschrift aan de wederpartij (die binnen twee dagen hierop kan reageren bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij)tegen de hoogte van het voorschot bezwaar heeft/hebben gemaakt, in welk geval het hof op het bezwaar/de bezwaren zal beslissen en de hoogte van het voorschot zal bepalen;
bepaalt dat [geintimeerde c.s.] genoemd voorschot van € 4.356,-- zal overmaken binnen veertien (14) dagen na ontvangst van de nota met betaalinstructies die door het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak zal worden verzonden
verzoekt de deskundige, indien de kosten het voorschot te boven mochten gaan, het hof daarover tijdig in te lichten;
benoemt mr. Stienissen tot raadsheer-commissaris, tot wie de deskundige zich, door tussenkomst van de griffier dient te wenden met (procedurele) vragen en verzoeken indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft;
verwijst de zaak naar de rol van 17 april 2018 in afwachting van het deskundigenbericht;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.G.W.M. Stienissen, A.J. Henzen en R.M.J. Cremers en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 16 januari 2018.