3.4.[appellante] heeft in hoger beroep vijf grieven aangevoerd, genummerd I, II, III, IV en VI. [appellante] heeft in hoofdlijn, onder wijziging van haar eis, geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en in conventie -opnieuw rechtdoende en zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad-
- primair: zal verklaren voor recht dat [appellante] door overgang van onderneming per 1 januari 2013 van rechtswege bij [geïntimeerde] in dienst is getreden zodat de rechten en verplichtingen die toen voor [de vennootschap 1] voortvloeiden uit de arbeidsovereenkomst met [werknemer] van rechtswege op [geïntimeerde] zijn overgegaan en te bepalen dat [geïntimeerde] [appellante] sindsdien dienovereenkomstig moet belonen,
- subsidiair: zal verklaren voor recht dat [geïntimeerde] [appellante] met behoud van haar op 31 december 2012 bestaande rechten en verplichtingen uit hoofde van de arbeidsovereenkomst met [de vennootschap 1] in dienst heeft genomen omdat zij daar contractueel toe gehouden was jegens [de vennootschap 1] en te bepalen dat [geïntimeerde] [appellante] sindsdien dienovereenkomstig moet belonen,
- meer subsidiair: zal verklaren voor recht dat [geïntimeerde] [appellante] met behoud van haar op 31 december 2012 bestaande rechten en verplichtingen uit hoofde van de arbeidsovereenkomst met [de vennootschap 1] in dienst heeft genomen en te bepalen dat [geïntimeerde] [appellante] sindsdien dienovereenkomstig moet belonen, en
in alle gevallen: dat [geïntimeerde] zal worden veroordeeld tot betaling van:
- € 14.187,69 bruto aan achterstallig loon en vakantietoeslag tot 1 juni 2014,
- € 5.788,33 netto aan achterstallige (onkosten)vergoedingen tot 1 juni 2014,
- de wettelijke verhoging van 50% over de beide voornoemde bedragen,
- de op € 981,06 exclusief BTW te stellen buitengerechtelijke incassokosten,
- de wettelijke rente over de voornoemde posten,
- het vanaf 1 juni 2014 geïndexeerde CAO Contractcatering-loon en emolumenten te verminderen met het reeds betaalde loon, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en wettelijke rente, en
- de proceskosten.
3.4.2.Bij het bestreden vonnis is, samengevat, in reconventie afgewezen de vordering van [geïntimeerde] dat:
- als geen sprake is van overgang van onderneming per 1 januari 2013: dat [appellante] zal worden veroordeeld tot betaling van de bedragen die [geïntimeerde] overeenkomstig de brief van 11 maart 2013 heeft voldaan voor zover dat uitstijgt boven hetgeen haar op grond van de correcte indeling in FWG-20 en de CAO VVT toekomt, te vermeerderen met wettelijke rente,
- als sprake is van overgang van onderneming per 1 januari 2013 en in conventie het beroep van [geïntimeerde] op de redelijkheid van de afbouwregeling wordt gepasseerd: dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen wegens onvoorziene omstandigheden aldus wordt gewijzigd dat [appellante] met ingang van 1 januari 2013 een salaris toekomt van € 2.084,16 met de in de brief van 11 maart 2013 genoemde suppletiebedragen en overigens overeenkomstig de CAO VVT, en
- in beide gevallen: [appellante] zal worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten.
3.4.3.Het hof overweegt dat voor zover [appellante] in hoger beroep haar (gronden van) eis in conventie wijzigt, [geïntimeerde] daartegen geen bezwaren aanvoert en [geïntimeerde] de gewijzigde (gronden van) eis gewoon weerspreekt. Nu die wijziging ook niet in strijd is met de eisen van een goede procesorde, zal het hof recht doen op de door [appellante] in conventie gewijzigde (gronden van) eis. Het hof zal daarop hierna beslissen.