Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
5.Beslissing
- verklaarthet hoger beroep ongegrond, en
- bevestigtde uitspraak van de Rechtbank.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 13 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vergoeding van proceskosten in verband met navorderingsaanslagen inkomstenbelasting. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslagen die door de Inspecteur waren opgelegd voor de jaren 2006 tot en met 2009, omdat hij niet had aangegeven dat hij buitenlandse bankrekeningen in Turkije had. De Inspecteur had een forfaitaire vergoeding van € 1.098 toegekend voor de kosten van het bezwaar, maar de belanghebbende eiste een integrale vergoeding op basis van bijzondere omstandigheden. Het Hof oordeelde dat de belanghebbende niet had aangetoond dat er sprake was van bijzondere omstandigheden die een hogere vergoeding rechtvaardigden. Het Hof concludeerde dat de Inspecteur geen verwijt kon worden gemaakt en dat de navorderingsaanslagen terecht waren opgelegd. De belanghebbende had ook geen recht op schadevergoeding, omdat het beroep tegen de beschikking van de Inspecteur ongegrond was verklaard. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.