In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een moeder tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin een zorgregeling voor haar minderjarige kind is vastgesteld. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. M.C.L.G.J. Ruyters-Stevens, verzoekt de beschikking te vernietigen en een nieuwe zorgregeling vast te stellen. De vader, vertegenwoordigd door mr. F.M. van Venrooij-Nieuwenhuis, verzoekt de beschikking te bekrachtigen. De mondelinge behandeling vond plaats op 27 maart 2018, waarbij beide ouders hun standpunten toelichtten. De Raad voor de Kinderbescherming was niet aanwezig.
De rechtbank had eerder een co-ouderschapsregeling vastgesteld, waarbij het kind om de week bij de ouders verblijft. De moeder betoogt dat deze regeling onuitvoerbaar is vanwege communicatieproblemen tussen de ouders en de fulltime baan van de vader. De vader stelt dat de regeling in het belang van het kind is en dat hij zijn werktijden heeft aangepast om de zorg te kunnen dragen. Het hof oordeelt dat er voldoende informatie is om een beslissing te nemen zonder aanvullend onderzoek door de raad.
Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank, maar voegt een aanvulling toe over de zorgregeling tijdens de zomervakantie. Het hof benadrukt het belang van een goede communicatie tussen de ouders en de noodzaak om samen te werken aan de opvoeding van hun kind. De proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.