Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
[pleegmoeder](hierna te noemen: de pleegmoeder);
[pleegvader](hierna te noemen: de pleegvader).
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de brief van 14 februari 2018 van de zijde van de moeder met producties;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 10 november 2017.
3.De beoordeling
[minderjarige 1], hierna te noemen [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2006 , en
[minderjarige 2], hierna te noemen [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2008 .
- als een kind in een pleeggezin is geplaatst, moet het zich daar volledig en harmonieus kunnen ontwikkelen en dient er duidelijkheid te bestaan over het opvoedings- en ontwikkelingsperspectief van het kind;
- verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing over een reeks van jaren is daarbij in beginsel geen juiste maatregel; in die gevallen dient aan het belang van het kind bij continuïteit van de opvoedingssituatie en een ongestoord hechtingsproces zwaarwegende betekenis te worden toegekend;
- de enkele bereidheid van de ouder met gezag om zich niet te verzetten tegen uithuisplaatsing mag niet doorslaggevend zijn bij de beoordeling van het verzoek tot beëindiging van het gezag (Kamerstukken II, 32015, nr. 3, p.34).