In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 12 september 2017, maar het hof oordeelde dat het hoger beroep niet tijdig was ingesteld. De e-mail van de raadsvrouw van de verdachte, waarin zij verzocht om een volmacht voor het instellen van hoger beroep, was verzonden na sluiting van de griffie op de laatste dag van de termijn. Volgens artikel 408 van het Wetboek van Strafvordering moet hoger beroep binnen veertien dagen na de einduitspraak worden ingesteld. In dit geval had de verdachte uiterlijk op 26 september 2017 hoger beroep moeten instellen. De e-mail was echter pas om 20.55 uur op die dag verzonden, na sluitingstijd van de griffie. Het hof concludeerde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was en verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep. De beslissing werd genomen na het horen van de advocaat-generaal en de verdediging, waarbij de verdediging zich niet verzette tegen de niet-ontvankelijkverklaring. Het hof heeft de zaak op basis van de ingediende stukken en het onderzoek ter zitting beoordeeld.