ECLI:NL:GHSHE:2018:2294

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 mei 2018
Publicatiedatum
30 mei 2018
Zaaknummer
20-002982-17
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overschrijding termijn voor instellen hoger beroep en niet-ontvankelijkheid van de verdachte

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 12 september 2017, maar het hof oordeelde dat het hoger beroep niet tijdig was ingesteld. De e-mail van de raadsvrouw van de verdachte, waarin zij verzocht om een volmacht voor het instellen van hoger beroep, was verzonden na sluiting van de griffie op de laatste dag van de termijn. Volgens artikel 408 van het Wetboek van Strafvordering moet hoger beroep binnen veertien dagen na de einduitspraak worden ingesteld. In dit geval had de verdachte uiterlijk op 26 september 2017 hoger beroep moeten instellen. De e-mail was echter pas om 20.55 uur op die dag verzonden, na sluitingstijd van de griffie. Het hof concludeerde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was en verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep. De beslissing werd genomen na het horen van de advocaat-generaal en de verdediging, waarbij de verdediging zich niet verzette tegen de niet-ontvankelijkverklaring. Het hof heeft de zaak op basis van de ingediende stukken en het onderzoek ter zitting beoordeeld.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-002982-17
Uitspraak : 23 mei 2018
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, van 12 september 2017 in de strafzaak met parketnummer 02-215594-16 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, opgelegd in de strafzaak met parketnummer 13-228670-15 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn hoger beroep.
De verdediging heeft zich niet verzet tegen niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in zijn hoger beroep.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hof zal de verdachte niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep en overweegt hiertoe het volgende.
Het vonnis waarvan beroep, dat dateert van 12 september 2017, is gewezen op tegenspraak.
Op grond van artikel 408 van het Wetboek van Strafvordering dient in een dergelijk geval het hoger beroep te worden ingesteld binnen veertien dagen na de einduitspraak. Dit betekent dat in de onderhavige zaak het hoger beroep uiterlijk kon worden ingesteld op
26 september 2017.
Het dossier bevat een akte ‘instellen hoger beroep’ van 27 september 2017. Deze akte is opgemaakt naar aanleiding van een e-mail van de raadsvrouw van de verdachte, inhoudende het verzoek aan de strafgriffie van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, om namens de verdachte hoger beroep in te stellen tegen het vonnis waarvan beroep. Deze
e-mail is verzonden op 26 september 2017 om 20.55 uur.
Indien hoger beroep wordt ingesteld op de wijze als bedoel in artikel 450, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering – oftewel door een griffiemedewerker een schriftelijke volmacht te verlenen om namens de verdachte hoger beroep in te stellen – geldt volgens rechtspraak van de Hoge Raad dat deze volmacht slechts kan worden aangemerkt als verleend binnen de termijn voor het instellen van hoger beroep, indien deze volmacht ter griffie is begonnen binnen te komen vóór sluiting van de griffie op de laatste dag van deze termijn (HR 4 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:231,
NJ2014/108, r.o. 2.3).
Blijkens artikel 2 van het Bestuursreglement rechtbank Zeeland-West-Brabant van
19 februari 2015 (
Staatscourant2015, 7761), welk reglement op 26 september 2017 van kracht was, waren de griffies van die rechtbank op 26 september 2017 geopend van
08.30 uur tot 17.00 uur. De hiervóór genoemde e-mail is dus verzonden na sluiting van de griffie op 26 september 2017.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep is ingesteld na het verstrijken van de termijn voor het instellen van hoger beroep. De hiervóór genoemde e-mail die strekt tot het verlenen van een schriftelijke volmacht aan een griffiemedewerker is immers verzonden na sluiting van de griffie op de laatste dag van de termijn voor het instellen van hoger beroep. Aangezien niet is gebleken dat deze termijnoverschrijding verschoonbaar is, zal het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep.

BESLISSING

Het hof verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep.
Aldus gewezen door:
mr. K.J. van Dijk, voorzitter,
mr. H.A.W. Vermeulen en mr. M.E.F.H. van Erve, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D. van der Geld, griffier,
en op 23 mei 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. M.E.F.H. van Erve is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.