ECLI:NL:GHSHE:2018:2443

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 mei 2018
Publicatiedatum
8 juni 2018
Zaaknummer
20-002885-17
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake valse kentekenplaten

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 25 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de Rechtbank Limburg, dat op 19 september 2017 was gewezen. De verdachte, geboren in 1958 en wonende te [adres], was aangeklaagd voor het laten staan of rijden met een motorrijtuig (Fiat Punto) dat voorzien was van valse kentekenplaten. De advocaat-generaal vorderde vernietiging van het vonnis en veroordeling tot een geldboete van € 700,00, subsidiair 14 dagen hechtenis, waarvan € 200,00 subsidiair 4 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De verdediging pleitte voor vrijspraak.

Het hof oordeelde dat de politierechter niet voldeed aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering, waardoor het vonnis werd vernietigd. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 13 mei 2017 te Gennep als eigenaar of houder van het motorrijtuig wist dat er een valse kentekenplaat op was aangebracht. De verdediging stelde dat de bewijsvoering niet voldeed aan de eisen, maar het hof verwierp dit verweer. Het hof concludeerde dat de verdachte strafbaar was voor de bewezenverklaring van het feit.

De op te leggen sanctie bestond uit een geldboete van € 700,00 en 14 dagen hechtenis, met een gedeeltelijk voorwaardelijke straf. Het hof hield rekening met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen. De beslissing werd gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-002885-17
Uitspraak : 25 mei 2018
TEGENSPRAAK (art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de Rechtbank Limburg van 19 september 2017 in de strafzaak met parketnummer 03-097732-17 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1958,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het gerechtshof het vonnis van de eerste rechter zal vernietigen en opnieuw rechtdoende, zal bewezen verklaren hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd en verdachte zal veroordelen tot een geldboete ter hoogte van € 700,00, subsidiair 14 dagen hechtenis, waarvan € 200,00 subsidiair 4 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Namens verdachte is vrijspraak bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat de politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 mei 2017 te Gennep als eigenaar of houder een motorrijtuig, (Fiat Punto), voorzien van het oorspronkelijke kenteken [kenteken 1] , op de weg, Brabantweg, heeft laten staan of daarmede over die weg heeft gereden, terwijl hij wist of redelijkerwijze kon vermoeden dat op dat motorrijtuig (een) teken(s), te weten (een) valse kentekenpla(a)t(en) met kenteken [kenteken 2] was/waren aangebracht dat/die, niet zijnde (een) ingevolge artikel 36 van de Wegenverkeerswet 1994 aan de eigenaar of houder voor dat motorrijtuig opgegeven kenteken(s), door kon(den) gaan voor (een) zodanig(e) kenteken(s) dan wel met de kennelijke bedoeling dat/die teken(s) te doen doorgaan voor (een) overeenkomstig de daarvoor geldende voorschriften opgegeven buitenlands(e) kenteken(s) of (een) met toepassing van artikel 37, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 opgegeven kenteken(s).
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 13 mei 2017 te Gennep als eigenaar of houder een motorrijtuig, (Fiat Punto), voorzien van het oorspronkelijke kenteken [kenteken 1] , op de weg heeft laten staan, terwijl hij wist dat op dat motorrijtuig een teken, te weten een valse kentekenplaat met kenteken [kenteken 2] was aangebracht dat, niet zijnde een ingevolge artikel 36 van de Wegenverkeerswet 1994 aan de eigenaar of houder voor dat motorrijtuig opgegeven kenteken, door kon gaan voor een zodanig kenteken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van verdachte vrijspraak bepleit. Daartoe is aangevoerd dat het laten staan of rijden op de weg niet is vastgesteld door opsporingsambtenaren maar door burgers, terwijl de processen-verbaal van de verhoren van de getuigen niet door hen persoonlijk zijn ondertekend. Voorts is aangevoerd dat politieambtenaren weliswaar in hun proces-verbaal van bevindingen hebben gerelateerd dat zij de auto van verdachte aantreffen in een parkeergarage, maar dat die plaats niet een weg is als bedoeld in de op de Wegenverkeerswet 1994 geënte tenlastelegging.
Het hof overweegt als volgt. De eis die de raadsman kennelijk aan de bewijsvoering stelt, namelijk dat deze geheel of voornamelijk moet bestaan uit door opsporingsambtenaren gedane waarnemingen, vindt geen steun in het recht. Ook een proces-verbaal inhoudende een door op opsporingsambtenaar opgemaakt verslag van het verhoor van een getuige kan onder meer ingevolge art. 344, eerste lid, onder 2, Wetboek van Strafvordering voor bewijs worden gebruikt. Dat in een dergelijk proces-verbaal niet de handtekening van de getuige staat vermeld, maakt dit niet anders. In het onderhavige geval zijn in de processen-verbaal van verhoor van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] bij de naam van de getuige steeds de woorden ‘in concept’ vermeld. Dit sluit aan bij hetgeen daaromtrent is gerelateerd door de verbalisanten die de verhoren uitvoerden. De opname van deze woorden is het gevolg van de in strafzaken gebruikelijke werkwijze voor het opstellen van dergelijke processen-verbaal van verhoor getuige, waarbij een getuige ten overstaan van een verbalisant op de plaats van het delict (of: “op straat” of “op locatie”) een verklaring heeft afgelegd, die door de verbalisant handgeschreven is opgemaakt, welke vervolgens door de getuige is ondertekend op de handgeschreven verklaring. Dat de processen-verbaal van verhoor getuige ‘in concept’ zijn getekend, doet naar het oordeel van het hof geen afbreuk aan de geldigheid of de bewijskracht van deze processen-verbaal. Dit betekent dat de bewezenverklaring voor wat betreft – kort gezegd – het op de weg te Gennep laten staan van een motorvoertuig met daarop een valse kentekenplaat mede kan worden gebaseerd op de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2].
Dat een parkeergarage mogelijk niet als ‘weg’ in de zin van de Wegenverkeerwet 1994 kan worden beschouwd, doet niet af aan hetgeen is bewezen verklaard, nu de valse kentekenplaat met kenteken [kenteken 2] op dat moment reeds van het motorrijtuig van verdachte was verwijderd.
Het hof verwerpt het verweer.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Overtreding van artikel 41, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wegenverkeerswet 1994
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
In verband met de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
In verband met de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de omstandigheid dat verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 20 maart 2018 eerder ter zake van strafbare feiten is veroordeeld;
  • de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete heeft het hof rekening gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 41 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 700,00 (zevenhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
14 (veertien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de geldboete, groot
€ 200,00 (tweehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
4 (vier) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door:
mr. F. van Es, voorzitter,
mr. F.P.E. Wiemans en mr. J. Huurman-van Asten, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G. Pesselse, griffier,
en op 25 mei 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.