BESLISSING
verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep, voor zover gericht tegen
de vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde;
vernietigt het vonnis waarvan beroep, doch uitsluitend ten aanzien van de opgelegde straf, en doet in zoverre opnieuw recht;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bevestigt het vonnis voor al het overige, hetgeen inhoudt:
- beveelt deonttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een mobiele telefoon, merk Samsung, goednummer 774678,
- een computer, merk Acer notebook, goednummer 774682,
- een mobiele telefoon, merk Samsung Galaxy S4, goednummer 774968;
- gelast deteruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- een acculader, goednummer 774681;.
- gelast deteruggaveaan [benadeelde partij 3] van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een gegevensdrager, merk AH MOBIEL simkaart, goednummer 771950,
- een gegevensdrager, merk AH MOBIEL simkaart, goednummer 771954,
- een mobiele telefoon, merk Samsung GT-S5830i, kleur wit, goednummer 771955;
- wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-860406-14 onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van€ 3.599,00 (drieduizend vijfhonderdnegenennegentig euro), bestaande uit € 2.299,00 (tweeduizend tweehonderdnegenennegentig euro) ter zake van materiële schade en € 1.300,00 (duizend driehonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening;
- verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 1] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-860406-14 onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van€ 3.599,00 (drieduizend vijfhonderdnegenennegentig euro), bestaande uit € 2.299,00 (tweeduizend tweehonderdnegenennegentig euro) ter zake van materiële schade en € 1.300,00 (duizend driehonderd euro) ter zake van immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door45 (vijfenveertig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalings-verplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
- bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 29 augustus 2013.
- wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-860406-14 onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van€ 1.550,00 (duizend vijfhonderdvijftig euro) bestaande uit € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) ter zake van materiële schade en € 800,00 (achthonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening;
- wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af;
- verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 2] , ter zake van het in de zaak met parketnummer
01-860406-14 onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van€ 1.550,00 (duizend vijfhonderdvijftig euro) bestaande uit € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) ter zake van materiële schade en € 800,00 (achthonderd euro) ter zake
van immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalings-verplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
- bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 11 september 2013;
- wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-860406-14 onder 4 bewezen verklaarde tot het bedrag van€ 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening;
- verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 3] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-860406-14 onder 4 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van€ 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door15 (vijftien) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalings-verplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
- bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op
17 maart 2014.
Aldus gewezen door:
mr. W.E.C.A. Valkenburg, voorzitter,
mr. Y.G.M. Baaijens- van Geloven en mr. J. Nederlof, raadsheren,
in tegenwoordigheid van J.M.A.W. Koningstein, griffier,
en op 19 juni 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.