ECLI:NL:GHSHE:2018:2676

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 juni 2018
Publicatiedatum
20 juni 2018
Zaaknummer
20-001318-17
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en oplichting met betrekking tot hypothecaire lening

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 20 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1984 en thans verblijvende in PI Zuid Oost, is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar voor het medeplegen van opzettelijke bereiding van stoffen van lijst I van de Opiumwet, het voorhanden hebben van een vuurwapen en oplichting. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Het hof heeft het onderzoek in hoger beroep herhaald en kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die heeft gevorderd dat het vonnis van de rechtbank zal worden vernietigd en de verdachte opnieuw zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren. De verdediging heeft verweer gevoerd tegen de geldigheid van de dagvaarding en heeft vrijspraak bepleit voor de ten laste gelegde feiten. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan het onder 1 primair, 2 en 3 primair ten laste gelegde. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. De verdachte heeft gedurende een lange periode gewerkt in een professioneel opgezet laboratorium voor de productie van synthetische drugs, wat aanzienlijke schade aan de samenleving heeft veroorzaakt. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld, met inachtneming van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-001318-17
Uitspraak : 20 juni 2018
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 20 april 2017 in de strafzaak met parketnummer 01-993330-15 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
thans verblijvende in PI Zuid Oost, Huize Te Roer ZBB Roermond te Roermond.
Hoger beroep
Bij voormeld vonnis is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaar met aftrek van voorarrest (met onttrekking aan het verkeer en verbeurdverklaring van inbeslaggenomen voorwerpen) ter zake van – kort gezegd – medeplegen van opzettelijke bereiding van stoffen van lijst I bij de Opiumwet, het voorhanden hebben van een wapen van categorie III en munitie van categorie III en oplichting.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het gerechtshof het vonnis van de rechtbank zal vernietigen en opnieuw rechtdoende, de verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 en 3 primair ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf van 4 jaren met aftrek van voorarrest, met beslissing omtrent het beslag op overeenkomstige wijze als de rechtbank.
Door de verdediging is verweer gevoerd tegen de geldigheid van de dagvaarding van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde. Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde is primair algehele vrijspraak, subsidiair deelvrijspraak met betrekking tot de ten laste gelegde periode bepleit. Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft de verdediging zich, met uitzondering van het onderdeel ‘medeplegen’, gerefereerd aan het oordeel van het hof. Met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde is vrijspraak bepleit.
Voorts is een strafmaatverweer gevoerd.
Met betrekking tot het in beslag genomen geldbedrag van € 5.315,-- en de in beslag genomen Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] is bepleit dat er vanwege het daarop rustende conservatoir beslag geen grond is voor verbeurdverklaring.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat in hoger beroep de tenlastelegging – en aldus de grondslag van het onderzoek – is gewijzigd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep – ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 oktober 2012 tot en met 4 april 2016 te Stevensbeek en/of Venlo en/of Tegelen en/of Best en/of Maasmechelen (België) en/of één of meer (andere) plaatsen in Nederland en/of België, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of aanwezig gehad,
  • één of meer hoeveelhe(i)den van een stof bevattende MDMA;
  • één of meer hoeveelhe(i)den van een stof bevattende amfetamine;
  • één of meer hoeveelhe(i)den van een stof bevattende mefedron;
zijnde MDMA en/of amfetamine en/of mefedron (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet, in elk geval een of meer hoeveelhe(i)den van een materiaal bevattende een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet,
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling kon of mocht leiden:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 oktober 2012 tot en met 4 april 2016 te Stevensbeek en/of Venlo en/of Tegelen en/of Best en/of Maasmechelen (België) en/of één of meer (andere) plaatsen in Nederland en/of België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van MDMA en/of amfetamine en/of mefedron, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende een stof vermeld op lijst 1 van de Opiumwet, zijnde een middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
  • zich en/of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
  • voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) wisten of ernstige redenen had/hadden om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s):
  • één of meer locaties voor het opzetten van een productielocatie van MDMA en/of amfetamine en/of mefedron in elk geval een stof vermeld op lijst 1 bij de Opiumwet geregeld en/of ingericht;
  • hardware en/of grondstoffen en/of andere voorwerpen, benodigd bij de productie van MDMA en/of amfetamine en/of mefedron, in elk geval een stof vermeld op lijst 1 bij de Opiumwet, geregeld en/of voorhanden gehad;
  • inlichtingen en/of informatie ingewonnen over de omzetting van PMK en/of BMK;
  • grondstoffen omgezet naar PMK en/of BMK;
  • PMK en/of BMK omgezet naar halffabricaten;
  • een vacumeermachine en/of geldtelmachine en/of één of meer weegscha(a)len voorhanden gehad;
  • een briefje met daarop de namen van grondstoffen welke gebruikt worden bij de productie van MDMA en/of amfetamine voorhanden gehad;
2.
hij op of omstreeks 04 april 2016, in een woning aan de [adres 1] te Venlo, tezamen en in vereniging met een ander(en), althans alleen,
  • een vuurwapen van categorie III, te weten een pepperspraypistool van het merk Piexon type JPX Jet Protector, en/of
  • munitie van categorie III, te weten een patroon van het merk Sellier & Bellot type 6.35 mm Browning,
voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 1 september 2011, althans op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2011 tot en met 31 december 2011, te Venlo, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de Rabobank, in elk geval een ander, heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten tot het verstrekken van een hypothecaire lening, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid, in het kader van een hypotheekaanvraag op naam van de heer [verdachte] (verdachte) en/of mevrouw [naam] en/of al dan niet door tussenkomst van een financieel tussenpersoon – de medewerker(s) van de Rabobank bedrijf doen toekomen:
  • een valse en/of vervalste werkgeversverklaring van [bedrijf 1] getekend op 2 augustus 2011 als ware hij, verdachte, op die datum (nog) in dienst van [bedrijf 1] , en/of
  • een valse en/of vervalste salarisstrook uit de maand juli 2011 alsof hij, verdachte, die maand (nog) inkomen (uit dienstverband) genoot van de [bedrijf 1] ,
waardoor de Rabobank en/of (die medewerker(s) van) dat bedrijf (mede) werd(en) bewogen tot het aangaan van bovenomschreven schuld en/of tot bovenomschreven afgifte;
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling kon of mocht leiden:
hij op 1 september 2011, althans op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2011 tot en met 31 december 2011, te Venlo en/of elders in Nederland opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e) werkgeversverklaring en/of salarisspecificatie – elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen – als ware die/dat geschrift(en) echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, dit/deze geschrift(en) (al dan niet via een tussenpersoon) heeft overgelegd bij de aanvraag ter verkrijging van een hypothecaire lening bij de Rabobank en bestaande die valsheid of vervalsing hierin – zakelijk weergegeven – dat in strijd met de waarheid op die werkgeversverklaring d.d. 2 augustus 2011 was vermeld dat verdachte in dienst was bij de [bedrijf 1] op die datum (sedert 2 mei 2011) en/of op die salarisspecificatie over de maand juli 2011 was vermeld dat verdachte over die maand inkomsten uit dienstverband genoot van de [bedrijf 1] .
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof begrijpt “het verstrekken van een hypothecaire lening” aldus dat bedoeld is “het verstrekken van een geldbedrag in de vorm van een hypothecaire lening”.
Geldigheid dagvaarding
Het hof zal het verweer van de raadsman strekkende tot partiële nietigheid van de dagvaarding, te weten met betrekking tot het onder 1 subsidiair ten laste gelegde, onbesproken laten, aangezien het hof – zoals hierna te melden – komt tot een bewezenverklaring ter zake het onder 1 primair ten laste gelegde. Het hof komt derhalve niet toe aan beoordeling van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde.
Deelvrijspraak ten aanzien van de onder feit 1 primair ten laste gelegde pleegplaatsen en-periode
Pleegplaatsen
Het hof heeft in het dossier onvoldoende bewijs aangetroffen dat verdachte op andere plaatsen dan Stevensbeek (tezamen en in vereniging met anderen) MDMA, amfetamine of mefedron heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of aanwezig gehad.
Het hof zal derhalve de verdachte vrijspreken van de onder feit 1 primair ten laste gelegde pleegplaatsen, voor zover niet zijnde Stevensbeek, een en ander zoals hieronder tot uitdrukking komt in de bewezenverklaring.
Pleegperiode
Het hof heeft in het dossier onvoldoende bewijs aangetroffen dat verdachte vóór begin juni 2014 betrokken is geweest bij het drugslab te Stevensbeek. Dit drugslab is opgerold op 28 oktober 2015. Derhalve ontbreekt het wettig en overtuigend bewijs dat verdachte op data buiten de periode van 1 juni 2014 tot en met 28 oktober 2015 (tezamen en in vereniging met anderen) te Stevensbeek MDMA, amfetamine of mefedron heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of aanwezig gehad.
Het hof zal derhalve de verdachte vrijspreken van het onder 1 primair ten laste gelegde voor zover dat feit betrekking heeft op de pleegperiode die valt buiten de periode van 1 juni 2014 tot en met 28 oktober 2015, een en ander zoals hieronder tot uitdrukking komt in de bewezenverklaring.
Het hof overweegt in aanvulling op het vorenstaande dat, gelet op de wijze waarop de feiten – na de wijziging van de tenlastelegging in hoger beroep – ten laste zijn gelegd, bij bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde de (onder 1 subsidiair ten laste gelegde) voorbereidingshandelingen buiten beschouwing blijven. Datzelfde geldt – mutatis mutandis – derhalve ook voor al dan niet gepleegde voorbereidingshandelingen op pleegplaatsen niet zijnde Stevensbeek, in (een) periode(s) die valt/vallen buiten de periode van 1 juni 2014 tot en met 28 oktober 2015. Zo wijst het hof op de locatie [adres 2] te Roermond, waarbij naar het oordeel van het hof wel bewezen is dat verdachte daar aanwezig is geweest, maar er onvoldoende bewijs is dat op deze locatie drugs werden vervaardigd en dat verdachte bij - kort gezegd - die bereiding en/of daaropvolgende afzet betrokken zou zijn geweest.
Al hetgeen door de verdediging in dit kader ten verwere is betoogd en dat op die pleegplaatsen, periode(s) of feiten betrekking heeft, kan dan ook onbesproken blijven.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. primair)
hij in de periode van 1 juni 2014 tot en met 28 oktober 2015 te Stevensbeek tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk heeft bereid,
  • een stof bevattende MDMA;
  • een stof bevattende amfetamine;
  • een stof bevattende mefedron;
zijnde MDMA en amfetamine en mefedron middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 4 april 2016, in een woning aan de [adres 1] te Venlo,
  • een vuurwapen van categorie III, te weten een pepperspraypistool van het merk Piexon type JPX Jet Protector, en
  • munitie van categorie III, te weten een patroon van het merk Sellier & Bellot type 6.35 mm Browning,
voorhanden heeft gehad;
3. ( primair)
hij in de periode van 1 juli 2011 tot en met 31 december 2011 in Nederland, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door listige kunstgrepen de Rabobank heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten tot het verstrekken van een hypothecaire lening, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – listiglijk en in strijd met de waarheid, in het kader van een hypotheekaanvraag op naam van de heer [verdachte] (verdachte) en mevrouw [naam] en door tussenkomst van een financieel tussenpersoon, de Rabobank doen toekomen:
  • een valse werkgeversverklaring van [bedrijf 1] getekend op 2 augustus 2011 als ware hij, verdachte, op die datum (nog) in dienst van [bedrijf 1] , en
  • een valse salarisstrook uit de maand juli 2011 alsof hij, verdachte, die maand (nog) inkomen (uit dienstverband) genoot van de [bedrijf 1] ,
waardoor de Rabobank (mede) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd. Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde [1]
De raadsman heeft vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde bepleit. Daartoe is aangevoerd dat het bewijs tekort schiet dat verdachte – hoewel er weliswaar aanwijzingen zijn dat hij een aantal keren betrokken is geweest bij het smelten van APAAN om BMK te maken – als (mede)pleger betrokken is geweest bij het drugslab in Stevensbeek. Daartoe is onder meer aangevoerd dat uit de OVC-gesprekken onvoldoende kan blijken dat verdachte een rol als medepleger toegedicht kan worden.
Het hof overweegt als volgt.
A.
Uit het onderzoek is het volgende gebleken.
Op 28 oktober 2015 werd aan de [adres 3] te Stevensbeek een omvangrijk drugslaboratorium voor de vervaardiging van synthetische drugs ontmanteld. In dit drugslaboratorium vond bereiding plaats van MDMA, amfetamine en mefedron, van welke stoffen ter plaatse ook concentraties zijn aangetroffen (zo blijkt onder meer uit het NFI-rapport van 2 november 2015, dossierpagina’s 150 e.v., in combinatie met het proces-verbaal Landelijke Faciliteit Ontmantelen, dossierpagina’s 121 e.v.).
Uit onder meer informatie afkomstig uit andere lopende onderzoeken (met name uit, veelal bij [bedrijf 2] te Best opgenomen, OVC-gesprekken) kwam de betrokkenheid van (onder meer) verdachte bij dit drugslaboratorium naar voren.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte verklaard dat hij in de periode augustus/september 2015 enkele malen in het drugslaboratorium is geweest om APAAN te smelten.
B.
In de OVC-gesprekken is een aantal malen gesproken over de betrokkenheid van ‘broertje’ bij de bereiding van de synthetische drugs. Met name wijst het hof onder meer op de navolgende gesprekken:
  • In het gesprek van 5 september 2015 met kenmerk 800.001 (dossierpagina’s 903 e.v.) zegt [medeverdachte 1] dat alles wat er staat perfect is. Hij zegt dat hij een ammoniakfles heeft staan die ongeveer anderhalve ton weegt. Hij zegt dat als je de katalysator erbij doet en op druk zet, hij er binnen tweeëneenhalf uur B-olie en A-olie uittrekt. [medeverdachte 1] zegt dat hij het materiaal allemaal heeft staan en die fles ook. [medeverdachte 1] zegt die katalysator (en zoekt bevestiging bij
  • In het gesprek van 23 september 2015 met kenmerk 9034.067 (dossierpagina’s 768 e.v.) zegt medeverdachte [medeverdachte 2] dat Petje nog nooit binnen is geweest en alleen maar afgaat op de woorden van zijn
  • In het gesprek van 6 oktober 2015 met kenmerk 9049.079 (dossierpagina’s 774 e.v.) zegt [medeverdachte 2] dat Petje zijn
  • In het gesprek op 16 oktober 2015 met kenmerk 9059.056 (dossierpagina’s 783 e.v.) zegt [medeverdachte 2] dat hij de
  • In het gesprek op 16 oktober 2015 met kenmerk 9059.058 (dossierpagina’s 786 e.v.) zegt [medeverdachte 2] dat Petje eerst werk aanneemt, dat hij dan erachter komt dat hij problemen heeft met andere mensen met P afdraaien en dat hij, [medeverdachte 2] , dan een paar dagen met de
  • In het gesprek van 22 oktober 2015 met kenmerk 9065.086 (dossierpagina’s 794 e.v.) vraagt [medeverdachte 1] of [medeverdachte 3] 125 liter zwavel bestelt en zegt dat hij die zelf betaalt als Ouwe er goed product uithaalt. [medeverdachte 3] zegt dat de Ouwe dat doet. [medeverdachte 3] zegt dat [medeverdachte 1] ’
  • In het gesprek van 23 oktober 2015 met kenmerk 9066.048 (dossierpagina’s 797 e.v.) zegt [medeverdachte 2] dat er 150 liter P naar de klote geholpen is en dat [medeverdachte 3] het hok eens zou moeten zien en dat dan de tranen in je ogen komen. [medeverdachte 2] zegt dat Petje voor € 10.000,- daar geïnvesteerd heeft en dat er alleen maar troep staat. [medeverdachte 3] denkt dat er nog onomgezette apaan die teruggeslagen is in de kannen zit. [medeverdachte 3] zegt dat hij (aan hem) heeft voorgesteld dat zijn
  • In het gesprek van 28 oktober 2015 met kenmerk 9071.086 (dossierpagina’s 807 e.v.) zegt [medeverdachte 3] dat hij (onbekende derde persoon) zegt dat er DNA ligt van de jongens van [medeverdachte 1] die daar werken. [medeverdachte 1] vraagt of er ook DNA ligt van zijn
C.
Voor zover door de verdediging het verweer is gevoerd dat met de benaming “broertje” mogelijk een ander dan verdachte zou kunnen worden bedoeld, vindt dit weerlegging in de bewijsmiddelen. Met name uit het laatste hierboven aangehaalde OVC-gesprek van 28 oktober 2015 blijkt naar het oordeel van het hof dat verdachte, wiens voornaam [naam verdachte] luidt, de persoon is die ‘broertje’ wordt genoemd. Immers, de naam “ [naam verdachte] ” en de benaming “broertje” komen in hetzelfde gesprek terug waarbij klaarblijkelijk dezelfde persoon is bedoeld. Daarnaast is uit het onderzoek gebleken dat verdachte een halfbroer is van medeverdachte [medeverdachte 1] . Voorts heeft verdachte ook naar eigen zeggen werkzaamheden verricht in het drugslab. Dat er mogelijk andere (half)broers van [medeverdachte 1] met de naam ‘ [naam verdachte] ’ betrokken zouden zijn geweest bij het drugslab, is voorts op geen enkele wijze aannemelijk geworden.
D.
Door de verdediging is betoogd dat de inhoud van de OVC-gesprekken voor meerdere uitleg vatbaar is en dat daaruit dan ook geen direct bewijs voortvloeit dat verdachte een actieve rol heeft gehad bij het produceren van harddrugs.
Het hof is evenwel van oordeel dat, in onderlinge samenhang bezien alsmede in samenhang met de overige bewijsmiddelen, de inhoud van de OVC-gesprekken – met name de hierboven onder B genoemde – niet anders kan worden geïnterpreteerd dan dat verdachte een actieve betrokkenheid als medepleger heeft gehad bij het bereiden van de in het drugslab aangetroffen synthetische drugs. Enige andere aannemelijke uitleg is ook niet gegeven.
E.
Uit de bewijsmiddelen leidt het hof af dat verdachte in ieder geval vanaf begin juni 2014 als medepleger betrokken is geweest bij het drugslab te Stevensbeek.
F.
Uit het politiesysteem (dossierpagina’s 100 e.v.) is gebleken dat de auto van verdachte op 6 en 7 juli 2015 tussen de struiken geparkeerd stond aan de [adres 3] te Stevensbeek.
Verdachte heeft daaromtrent ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij in opdracht van zijn broer konijnenkooien uit het lab moest halen. Volgens verdachte was er op dat moment nog geen drugsproductie aan de gang.
Het hof acht de verklaring van verdachte evenwel op dit laatste punt ongeloofwaardig. Daartoe wijst het hof op het OVC-gesprek van 26 november 2015 (dossierpagina’s 868 e.v.) waarin medeverdachte [medeverdachte 1] klaarblijkelijk over het drugslab te Stevensbeek zegt: “3 jaar daar gezeten en nooit een ellende gehad…”
Uit e-mailberichten van juni 2014 leidt het hof af dat verdachte toen al betrokken was bij de productie van synthetische drugs. Uit de omstandigheid dat het drugslab te Stevensbeek daar al enkele jaren was, leidt het hof af dat deze e-mailberichten betrekking hadden op dit drugslab.
G.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte als medepleger betrokken is geweest bij het productieproces waarbij de bewezenverklaarde verdovende middelen zijn geproduceerd. Het hof wijst onder meer op het rapport van het NFI waaruit volgt dat bij het onderzoek in het laboratorium onder meer de stoffen MDMA en amfetamine zijn aangetroffen en dat een van de monsters stoffen bevatte die deels zijn terug te voeren op mefedron (dossierpagina’s 150-151).
Met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde [2]
Door de verdediging is aangevoerd dat de verklaringen van getuige [getuige] niet tot het bewijs mogen worden gebruikt, omdat hij op relevante punten wisselend en tegenstrijdig heeft verklaard.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt:
Het hof acht de tot het bewijs gebezigde verklaringen van getuige [getuige] betrouwbaar. Getuige [getuige] heeft zowel bij de politie als ten overstaan van de rechter-commissaris in de kern consistente, gedetailleerde verklaringen afgelegd, te weten dat verdachte niet daadwerkelijk werkzaamheden voor [bedrijf 1] heeft verricht en dat hij ook geen salaris – anders dan het terugbetalen aan verdachte van door verdachte afgedragen geld – heeft ontvangen. Een motief voor de getuige om hierover te liegen is het hof niet gebleken. Daarenboven vinden de verklaringen van getuige [getuige] steun in de overige bewijsmiddelen.
Het hof is van oordeel dat verdachte omtrent zijn dienstverband een ongeloofwaardige verklaring heeft afgelegd. Desgevraagd heeft hij het hof niet kunnen voorzien van verifieerbare gegevens en voorts heeft hij omtrent zijn ‘dienstverband’ bij [bedrijf 1] wisselend verklaard. Het hof wijst daarbij op hetgeen verdachte tegenover de politie heeft verklaard op 5 april 2016 (dossierpagina 83): toen hem werd gevraagd naar het werk dat hij in het verleden had gedaan, antwoordde hij slechts: “Ik heb iets in de ICT gedaan bij Bol.com. Ik weet niet meer precies wanneer dit was. Ik ben daar ontslagen door bezuinigingen.” Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte verklaard dat hij zich bij de politie daarna op advies van zijn advocaat beriep op zijn zwijgrecht. Gevraagd waarom hij niet direct had gezegd dat hij bij Bol.com en [bedrijf 1] had gewerkt, verklaarde verdachte vervolgens echter dat hij zich had vergist en bedoelde te zeggen dat hij in het verleden iets bij de [bedrijf 1] had gedaan.
Het verweer wordt dan ook verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie IIIenhandelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het onder 3 primair bewezen verklaarde levert op:

Oplichting.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft gedurende een periode van meer dan een jaar werkzaamheden verricht in een grootschalig, professioneel opgezet laboratorium voor de productie van synthetische drugs. Verdachte is met die werkzaamheden niet uit zichzelf opgehouden; hij moest noodgedwongen stoppen omdat het drugslaboratorium werd opgerold. Niet gebleken is dat verdachte zich bij zijn werkzaamheden heeft bekommerd om de omstandigheid dat harddrugs als de onderhavige, eenmaal in handen van gebruikers, grote gevaren voor de gezondheid van die gebruikers opleveren, terwijl die gebruikers hun verslaving vaak door diefstal of ander crimineel handelen trachten te bekostigen, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend.
Naar het oordeel van het hof kan dan ook, gelet op de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het hof zal evenwel een lagere gevangenisstraf opleggen dan door de rechtbank opgelegd. Daarbij heeft het hof in het bijzonder rekening gehouden met de volgende omstandigheden:
  • Het hof acht aannemelijk dat verdachte een minder grote rol heeft gehad bij de productie van harddrugs dan waarvan de rechtbank is uitgegaan.
  • Het hof heeft een kortere periode bewezen geacht dan de rechtbank;
  • Verdachte is ter zake van soortgelijke strafbare feiten niet eerder veroordeeld.
Beslag
Met betrekking tot het in beslag genomen geldbedrag van € 5.315,-- en de in beslag genomen Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] is het hof van oordeel dat vanwege het daarop rustende conservatoir beslag thans geen beslissing dient te worden genomen.
De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, met betrekking waartoe of met behulp waarvan het bewezen verklaarde is begaan c.q. die bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte onder 1 en/of 2 begane misdrijf zijn aangetroffen en kunnen dienen tot het begaan of voorbereiden van soortgelijke misdrijven, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en/of de wet. Het hof vat de voorwerpen onder 8, 9 en 10 op als een gezamenlijkheid van voorwerpen met betrekking tot welke het onder 1 bewezenverklaarde feit is begaan, welke gezamenlijkheid van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, de artikelen 36b, 36c, 36d, 47, 57 en 326 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaartzoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaartniet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaarthet bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeeltde verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) jaren.
Beveeltdat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveeltde
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
6. 1.00 STK Patroon SELLIER & BELLOT 6,35 MM br.
7. 1.00 STK Wapen Piexon JPX Jet
8. 1.00 STK Drugs: doos met magnesium citraat
9. 1.00 STK Drugs: doos met wit poeder
10. 1.00 STK Drugs: doos met wit poeder
Heft ophet tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de ondergane voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van de tenuitvoerlegging van de onvoorwaardelijk opgelegde vrijheidsstraf.
Aldus gewezen door:
mr. M.J.H.J. de Vries-Leemans, voorzitter,
mr. M.L.P. van Cruchten en mr. M.J. Grapperhaus, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.J. Gras, griffier,
en op 20 juni 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Voor zover hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft het dossierpagina’s van ambtsedige processen-verbaal van politie, opgenomen in het proces-verbaal van Zaaksdossier Lab Stevensbeek, onderzoeksnummer. LERCF15009, doorgenummerde dossierpagina’s 1-1494.
2.Voor zover hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft het dossierpagina’s van ambtsedige processen-verbaal van politie, opgenomen in het proces-verbaal van Zaaksdossier Zaak Hypotheekfraude, onderzoeksnummer. LERCF15009, doorgenummerde dossierpagina’s 1-85.