7.30.Ook voor de kosten van het hoger beroep geldt dat deze dienen te worden gecompenseerd nu partijen voormalige echtgenoten zijn. Dit geldt mede voor de kosten van het deskundigenonderzoek, welke kosten door beide partijen reeds ieder voor de helft zijn voldaan.
8. De beslissing in beide zaken, zowel in het principaal als in het incidenteel appel
vernietigt de beschikkingen waarvan beroep, behalve ten aanzien van de beslissing van de rechtbank met betrekking tot de proceskosten in eerste aanleg;
in zoverre opnieuw rechtdoende:
1. bepaalt met betrekking tot de inboedel van de voormalige echtelijke woning van partijen aan de [adres] in [plaats 1] dat een schrijfbureau, twee boekenrekken en een slaapkamerameublement “Susanne” privé-eigendom van de man zijn en verdeelt alle overige inboedelzaken aldus dat aan ieder van partijen wordt toegedeeld hetgeen hij/zij thans feitelijk in bezit heeft;
2. deelt het perceel grasland, gelegen naast de voormalige echtelijke woning aan de [adres] in [plaats 1] (kadastraal bekend als gemeente [gemeente] sectie [sectie] nr. [perceelnummer 1] en gemeente [gemeente] sectie [sectie] nr. [perceelnummer 2] , gedeeltelijk) met aanhorigheden toe aan de man, dit onder de voorwaarde dat de vrouw wordt ontslagen uit haar draagplicht jegens de man met betrekking tot de hypothecaire lening bij de Rabobank ad € 600.000,-, met dien verstande dat de vrouw na de eigendomsoverdracht van haar aandeel in het perceel jegens de man draagplichtig blijft met betrekking tot de voormelde hypothecaire lening tot een bedrag van
€ 20.178,40;
3. deelt de Opmaatverzekering bij Interpolis met nummer [verzekeringnummer] toe aan de man;
4. bepaalt dat het saldo per 17 mei 2013 van de Opbouwspaarrekening bij de Rabobank met nummer [rekeningnummer 6] ten name van beide partijen, groot € 25.008,17, tussen partijen bij helfte moet worden verdeeld;
5. deelt de paarden [paard 1] en [paard 2] en de pony [pony] toe aan de vrouw onder de verplichting van de vrouw om [paard 1] en [pony] in eigendom over te dragen aan [dochter] , de dochter van partijen;
6. veroordeelt de man om per saldo ter zake van de verdeling van gemeenschappelijke eigendommen aan de vrouw een bedrag betalen van € 34.085,79, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van deze beschikking tot aan de datum van voldoening;
7. veroordeelt de man om ter zake van verrekening op grond van de huwelijkse voorwaarden aan de vrouw een bedrag te betalen van € 25.742,32 met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 8 augustus 2013 tot de datum van voldoening;
8. veroordeelt de man voorts om ter zake van een aan de vrouw toekomend vergoedingsrecht aan haar een bedrag te betalen van € 1.675,-, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van deze beschikking tot aan de datum van voldoening;
9. veroordeelt de vrouw om ter zake van verrekening op grond van de huwelijkse voorwaarden aan de man een bedrag te betalen van € 11.391,20, met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 mei 2013 tot de datum van voldoening;
10. veroordeelt de vrouw om ter zake van een aan de man toekomend vergoedingsrecht aan hem een bedrag te betalen van € 10.006,54, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van deze beschikking tot aan de datum van voldoening;
11. veroordeelt de vrouw om aan de man een bedrag van € 140,97 per maand te vergoeden vanaf 10 augustus 2018 tot aan de datum van eigendomsoverdracht van het aandeel van de vrouw in het perceel grasland aan de man, dit onder de voorwaarde dat de rentelast met betrekking tot het perceel grasland door de man is betaald;
12. wijst af het over en weer meer of anders verzochte;
13. verklaart de voormelde veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
14. bekrachtigt de proceskostenbeslissing van de rechtbank;
15. compenseert de proceskosten in hoger beroep, waaronder begrepen de kosten van het deskundigenonderzoek, in die zin dat iedere partij de eigen kosten moet dragen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.J. van Laarhoven, G.J. Vossestein en C.D.M. Lamers en is in het openbaar uitgesproken op 9 augustus 2018.