ECLI:NL:GHSHE:2018:3524

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 augustus 2018
Publicatiedatum
22 augustus 2018
Zaaknummer
20-002245-17
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant inzake diefstal van een afstandsbediening

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1967 en thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting te Vught, was eerder veroordeeld voor diefstal van een afstandsbediening van Mediamarkt. De politierechter had op 12 juli 2017 een gevangenisstraf van 45 dagen opgelegd, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om bevestiging van het vonnis, maar met uitzondering van de opgelegde straf. De verdediging heeft zich gerefereerd aan de bewezenverklaring, maar voerde aan dat de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen afgewezen moesten worden. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 weken, waarvan 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de recidive van de verdachte en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd. De verdachte had eerder al meerdere veroordelingen voor vermogensdelicten en het hof oordeelde dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet meer opportuun was, gezien de ISD-maatregel die al was opgelegd. De vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen zijn afgewezen, omdat het hof dit niet opportuun achtte in het licht van de huidige situatie van de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-002245-17
Uitspraak : 17 augustus 2018
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, van 12 juli 2017, parketnummer 01-845374-17 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke straffen, parketnummers 20-003795-14 en 01-845533-15, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1967,
thans uit anderen hoofde verblijvende in Penitentiaire Inrichting te Vught.
Hoger beroep
De politierechter heeft verdachte bij vonnis van 12 juli 2017 ter zake van diefstal veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 45 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest. De politierechter heeft aan het voorwaardelijk opgelegde strafdeel bijzondere voorwaarden verbonden. Voorts heeft de politierechter de vorderingen tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf (parketnummers 20-003795-14 en 01-845533-15) afgewezen.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen met uitzondering van de door de politierechter opgelegde straf en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 45 dagen, met een proeftijd van 2 jaren. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat het hof aan deze voorwaardelijke gevangenisstraf de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht zal verbinden. Tot slot heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke straffen (parketnummers 20-003795-14 en 01-845533-15) zal afwijzen.
De verdediging heeft zich gerefereerd met betrekking tot de bewezenverklaring en een strafmaatverweer gevoerd. Voorts heeft de verdediging bepleit dat het hof de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke straffen (parketnummers 20-003795-14 en 01-845533-15) zal afwijzen.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 juni 2017 te 's-Hertogenbosch met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een afstandsbediening, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Mediamarkt, in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 27 juni 2017 te 's-Hertogenbosch met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een afstandsbediening toebehorende aan Mediamarkt.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. Het feit is daarom strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Meer in het bijzonder overweegt het hof het volgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een afstandsbediening van de MediaMarkt. Hierdoor heeft de verdachte het eigendomsrecht van de MediaMarkt geschaad. Bovendien veroorzaken winkeldiefstallen in het algemeen schade, overlast en hinder bij de winkeliers dan wel bij hun verzekeraars. Het hof rekent dit verdachte aan.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 11 juni 2018, waaruit blijkt dat verdachte reeds veelvuldig onherroepelijk is veroordeeld ter zake van het plegen van vermogensdelicten. Verdachte heeft daarvoor meermalen gevangenisstraffen opgelegd gekregen. Deze veroordelingen hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden zich opnieuw aan diefstal schuldig te maken. Voorts heeft het hof rekening gehouden met de omstandigheid dat het thans bewezen verklaarde is gepleegd tijdens de proeftijd van twee eerdere veroordelingen. Het hof ziet – anders dan de verdediging – geen reden om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, in het bijzonder gelet op de hierboven genoemde recidive van verdachte. Het hof zal aan verdachte dan ook een straf opleggen.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de vorenomschreven ernst van het feit in combinatie met het strafblad van verdachte in beginsel niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is echter gebleken dat de rechtbank Oost-Brabant in de strafzaak met parketnummer 01-845599-17 aan verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel voor de duur van 2 jaren heeft opgelegd. Die beslissing is onherroepelijk geworden. Bovendien blijkt uit de door de raadsvrouw overgelegde mailwisseling met de behandelaar van verdachte in de Woenselse Poort d.d. 2 augustus 2018 dat hij zich op dit moment conformeert aan de behandeling aldaar. Onder deze omstandigheden acht het hof oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die zou inhouden dat verdachte daarvoor opnieuw terug naar de gevangenis moet thans niet meer opportuun. Het hof zal daarom een gevangenisstraf opleggen waarvan de duur van het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Alle omstandigheden afwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken, waarvan 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest, passend en geboden. Deze straf is hoger dan de door de advocaat-generaal gevorderde straf omdat daarin de omstandigheid dat de verdachte reeds eerder ter zake van soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld naar het oordeel van het hof onvoldoende tot uitdrukking komt. Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Vorderingen tot tenuitvoerlegging
Parketnummer 01-845533-15
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank te Oost-Brabant van 14 oktober 2015 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Op grond van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken over de ISD-maatregel, acht het hof het, met de advocaat-generaal en de verdediging, niet opportuun de tenuitvoerlegging te gelasten van de eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 3 maanden. De vordering zal worden afgewezen.
Parketnummer 20-003795-14
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de rechtbank te 's-Hertogenbosch van 25 november 2015 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 weken. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Op grond van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken over de ISD-maatregel, acht het hof het, met de advocaat-generaal en de verdediging, niet opportuun de tenuitvoerlegging te gelasten van de eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 3 weken. De vordering zal worden afgewezen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken;
bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Oost-Brabant van 6 juli 2017, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 25 november 2015, parketnummer 20-003795-14, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 6 weken met aftrek waarvan 3 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Oost-Brabant van 6 november 2015, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 14 oktober 2015, parketnummer 01-845533-15, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden met aftrek waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Aldus gewezen door:
mr. O.A.J.M. Lavrijssen, voorzitter,
mr. F. van Es en mr. B. Stapert, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.E. van Dijk, griffier,
en op 17 augustus 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. B. Stapert is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.