Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
[Hof; vaststellings-]overeenkomst tussen belanghebbende en [ziekenhuis] aan belanghebbende verstrekt in het kader van de beëindiging van de overeenkomsten met het ziekenhuis, die belanghebbende in het kader van zijn onderneming was aangegaan. Dit betekent dat de onderneming van belanghebbende hem tot deze voordelen in staat heeft gesteld, zodat zij deel uitmaken van de winst uit onderneming. Gelet hierop heeft de inspecteur de vergoedingen terecht tot de winst uit onderneming gerekend. Van (een) onbelaste schadevergoeding(en), zoals belanghebbende die voorstaat, is derhalve geen sprake. De rechtbank merkt in dit verband op dat geen sprake is van vergoedingen wegens door belanghebbende geleden inkomensschade, maar van vergoedingen wegens beëindiging van overeenkomsten die in het kader van de onderneming waren gesloten. Anders dan belanghebbende meent, zou dit niet anders zijn indien hij de vergoedingen niet bij wijze van compromis had ontvangen maar met tussenkomst van het Scheidsgerecht Gezondheidszorg. (….) Het gelijk is in zoverre aan de inspecteur.ˮ
5.Beslissing
- verklaarthet hoger beroep ongegrond; en
- bevestigtde uitspraak van de Rechtbank.