In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 11 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van de rechtbank Oost-Brabant om [appellante] toe te laten tot de schuldsaneringsregeling. De rechtbank had eerder op 22 augustus 2018 het verzoek van [appellante] afgewezen, omdat zij niet te goeder trouw zou zijn geweest ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van haar schulden in de vijf jaar voorafgaand aan het verzoek. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waarbij het heeft gekeken naar de schuldenlast van [appellante], die onder andere een fraudeschuld aan WeenerXL omvatte. Het hof oordeelde dat [appellante] onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat zij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zou kunnen nakomen en dat zij zich zou inspannen om zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven. Het hof heeft vastgesteld dat [appellante] gedurende haar verblijf in Irak haar financiële verplichtingen in Nederland niet adequaat heeft nagekomen en dat zij onvoldoende inspanningen heeft geleverd om haar schulden te voldoen. De rechtbank had terecht geoordeeld dat [appellante] niet te goeder trouw was en dat haar verzoek om toelating tot de schuldsaneringsregeling moest worden afgewezen. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en wees het verzoek van [appellante] af.