Uitspraak
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
6.De slotsom
7.De beslissing
2 november 2017;
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 8 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant inzake kinderalimentatie en bewindvoering. De bewindvoerder, vertegenwoordigd door mr. M.S. Yap, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank, waarin de man werd verplicht om kinderalimentatie te betalen aan de vrouw, die werd bijgestaan door mr. I. de Dobbelaere-Woets. De rechtbank had bepaald dat de man een bedrag van € 236,-- per maand moest betalen, met ingang van 15 maart 2017.
De bewindvoerder betwistte de hoogte van de kinderalimentatie en voerde aan dat de man niet in staat is om deze bijdrage te betalen, verwijzend naar zijn financiële situatie en de aanvaardbaarheidstoets. De vrouw daarentegen verzocht om de bewindvoerder niet-ontvankelijk te verklaren en de kosten van de procedure te vergoeden.
Het hof heeft vastgesteld dat de man een netto besteedbaar inkomen heeft van € 2.042,-- per maand en dat zijn draagkracht € 367,-- per maand bedraagt. Het hof oordeelde dat de bewindvoerder onvoldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat de man niet in staat is om de kinderalimentatie te betalen. Het hof verwierp het beroep van de bewindvoerder op de aanvaardbaarheidstoets en bekrachtigde de beschikking van de rechtbank, waarbij de kosten van het geding in hoger beroep werden gecompenseerd.