In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 27 november 2018 uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een beslissing van de wrakingskamer van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De wrakingskamer had op 11 juni 2018 verzoekster kennelijk niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot wraking van mr. M.P. Tilman-Knoester, die als kantonrechter optrad in een hoofdzaak. Verzoekster had op 22 mei 2018 een wrakingsverzoek ingediend, maar na de behandeling ter zitting berustte mr. Tilman-Knoester in het verzoek. De gemachtigde van verzoekster heeft vervolgens een hoger beroep ingesteld, maar het hof oordeelde dat het onbevoegd was om dit hoger beroep te behandelen. Het hof stelde vast dat wrakingsverzoeken incidenten zijn in de hoofdprocedure en dat het verzoek tot wraking ingediend moet worden bij het gerecht waar de hoofdzaak aanhangig is. Aangezien het een Mulder-zaak betreft, verwees het hof de zaak naar het hof Arnhem-Leeuwarden, dat bevoegd is om het hoger beroep te behandelen. De beslissing van het hof was om zich ambtshalve onbevoegd te verklaren en de zaak door te verwijzen.