6.1De vaststelling van de feiten in het tussenvonnis van 7 januari 2016 onder 2. is niet bestreden, zodat het hof ook in hoger beroep hiervan uitgaat. Deze vaststelling luidt als volgt, met een door het hof aangebrachte letteraanduiding en met aanduiding van partijen als hiervoor vermeld:
Tussen partijen heeft een huurovereenkomst bestaan met betrekking tot de woning staande en gelegen te [plaats] , gemeente [gemeente] aan het adres [adres] , met [geïntimeerde] als verhuurder en [appellante] als huurder.
Bij aanvang van de huur is een opleveringsrapport door partijen getekend d.d. 1 oktober 2012. Dit rapport is overgelegd als productie 6 bij dagvaarding. In het rapport zijn foto’s van het gehuurde opgenomen. Verder staat er:
‘Huurder verklaart dat de woonruimte naar genoegen en in goede staat is opgeleverd’.
Nadat de huurovereenkomst tegen 30 april 2015 is opgezegd, heeft op 20 april 2015 een voorinspectie van het gehuurde plaatsgevonden. Hierbij waren aanwezig [geïntimeerde] , de heer [medewerker van appellante 1] namens [appellante] (hierna: de heer [medewerker van appellante 1] ), de heer [medewerker van appellante 2] namens [appellante] (hierna: de heer [medewerker van appellante 2] ) en de heer [makelaar] van makelaarskantoor [makelaarskantoor] (hierna: de heer [makelaar] /de makelaar).
De heer [makelaar] heeft een brief d.d. 21 april 2015 geschreven aan [appellante] , waarin onder meer staat:
‘Geconstateerd zijn diverse gebreken aan het gehuurde aan de [adres] te [plaats] (...). Van de geconstateerde gebreken heeft de heer [medewerker van appellante 1] , ter plaatse, een acht pagina’s tellend rapport ontvangen met kleurenfoto’s en omschrijvingen. Het verzoek aan de heer [medewerker van appellante 1] om dit rapport te ondertekenen is geweigerd. Dit rapport is tevens bij deze brief bijgehecht. Namens verhuurder verzoek ik u om op de door u opgezegde datum van 30 april 2015 10.00 uur bij het gehuurde aanwezig te zijn voor de eindoplevering. Conform de huurovereenkomst en de bijbehorende Algemene Bepalingen verzoek ik u om het gehuurde op te leveren. (…)’
Op 28 april 2015 heeft de heer [makelaar] een brief geschreven aan [appellante] , waarin hij onder meer stelt dat tot op dat moment geen aanvang is gemaakt met het in de oorspronkelijke staat terugbrengen van de woning, en waarin hij een opsomming geeft van hetgeen [appellante] , zo stelt de heer [makelaar] , dient te herstellen. Dit betreft ingevolge de brief van 28 april 2015:
Schoonmaken (vet/vuil verwijderen), 2 man, 2 dagen;
3 nieuwe bínnendeuren;
28 m’ vloerbedekking;
schilderwerk en sauswerk;
4 x ballet deurenbeslag;
Schoonmaken eikenhouten vloer, aankoop 2 planken en 10m1 plinten, opnieuw
schuren en lakken 90 m2;
7.
Diverse timmerwerken zoals:
a.
Schuifdeuren schuivend maken;
b.
Herstel schade kozijnen;
c.
Plintje hal;
d.
Deurbeslag aanbrengen;
e.
Plafond overloop;
8.
Herstel stucwerk (exclusief “tuin” en gat plafond woonkamer) en
9.
Herstel diverse kleinere zaken.’
Het perceel is op 30 april 2015 ontruimd en verlaten door [appellante] .
Bij de eindoplevering op 30 april 2015 waren aanwezig de makelaar, de heer [medewerker van appellante 2] en [geïntimeerde] .
Van de eindoplevering is een inspectierapport opgemaakt, dat is overgelegd als productie 7 bij dagvaarding. Dit rapport bevat foto’s. Tevens is daarin bepaald:
‘Huurder heeft conform van de huurovereenkomst de woning van binnen en buiten geïnspecteerd in verband met de eindoplevering/-inspectie en verklaart bekend te zijn met de geconstateerde gebreken van de woning.’
Het rapport is namens [appellante] ondertekend door de heer [medewerker van appellante 2] .
i. Nadien heeft [geïntimeerde] [appellante] meerdere malen aangemaand tot het betalen van herstelkosten. [appellante] heeft niet aan die aanmaningen voldaan. Van haar zijde is aangegeven dat zij in ieder geval bereid is na overlegging van een factuur voor het vervangen van drie deuren een bedrag van € 600,= te betalen. Tevens maakt [appellante] aanspraak op terugbetaling van de borg.