In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 31 januari 2017, waarin haar verzoek tot wijziging van de omgangsregeling met betrekking tot haar kinderen werd afgewezen. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.J.M. van der Borst, verzocht het hof om de beschikking te vernietigen en haar verzoek tot wijziging van de omgangsregeling toe te wijzen. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.A.T. van Ginderen, verzocht het hof om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep, dan wel het hoger beroep af te wijzen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 23 januari 2018 hebben beide partijen verklaard bereid te zijn om een regeling te treffen. Na een korte schorsing van de zitting hebben partijen overeenstemming bereikt over de aanpassing van de zorg- en contactregeling. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd en de omgangsregeling gewijzigd, zodat de kinderen één zondag in de maand bij de moeder verblijven en één weekend in de veertien dagen bij de vader. De overige bepalingen van de beschikking zijn bekrachtigd.
De uitspraak van het hof is gedaan op 1 maart 2018 en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier. De zaak betreft civiel recht en specifiek het personen- en familierecht, met een focus op de omgangsregeling tussen ouders na een scheiding.