In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 1 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende een omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige kind. De moeder, die in eerste aanleg een dwangsom opgelegd kreeg door de rechtbank Limburg, heeft hoger beroep ingesteld. De rechtbank had bepaald dat de omgang tussen de vader en het kind onder begeleiding van aXnaga zou plaatsvinden, met een dwangsom van € 100,- per keer dat de moeder niet meewerkte, tot een maximum van € 5.000,-. De moeder betwistte de noodzaak van de omgangsregeling en de dwangsom, en stelde dat er geen nauwe persoonlijke relatie was tussen de vader en het kind. Tijdens de mondelinge behandeling op 23 januari 2018 was de moeder niet aanwezig, omdat zij psychisch niet in staat was om te verschijnen. De vader voerde aan dat hij recht had op omgang met zijn kind en dat de rechtbank terecht een dwangsom had opgelegd aan de moeder vanwege haar weigering om mee te werken aan de omgangsregeling. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd, omdat de moeder niet had aangetoond dat de dwangsom onterecht was opgelegd en haar verzet tegen de omgang niet voldoende onderbouwd was. De proceskosten in hoger beroep werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.