ECLI:NL:GHSHE:2018:855
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van het gezag over een minderjarige in het kader van de jeugdzorg
In deze zaak gaat het om de beëindiging van het gezag van de moeder over haar minderjarige kind, [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2013. De moeder is in hoger beroep gekomen tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, die op 27 juli 2017 het gezag van de moeder heeft beëindigd. De moeder heeft verzocht deze beschikking te vernietigen, terwijl de Raad voor de Kinderbescherming en de Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg (GI) hebben verzocht de beschikking te bekrachtigen. De mondelinge behandeling vond plaats op 23 januari 2018, waarbij zowel de moeder als de vader, alsook vertegenwoordigers van de GI en de raad aanwezig waren.
Het hof heeft vastgesteld dat [minderjarige] sinds 21 december 2015 onder toezicht staat van de GI en uit huis is geplaatst in een pleeggezin. De moeder heeft in haar beroepschrift aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat er sprake is van een ernstige bedreiging van de ontwikkeling van [minderjarige] en dat er geen perspectief is op terugkeer bij de ouders. De moeder heeft recent positieve ontwikkelingen doorgemaakt, waaronder begeleiding bij Exodus, en stelt dat deze niet zijn meegewogen door de rechtbank.
Het hof heeft de argumenten van de moeder, de raad en de GI zorgvuldig afgewogen. Het hof concludeert dat de ontwikkeling van [minderjarige] ernstig wordt bedreigd en dat de moeder niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding op zich te nemen binnen een aanvaardbare termijn. De moeder heeft onvoldoende probleembesef en is onvoorspelbaar in haar gedrag. Gezien de situatie van [minderjarige] en de noodzaak voor stabiliteit en continuïteit in zijn opvoeding, heeft het hof besloten de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen. De moeder's verzoek om een deskundigenonderzoek is afgewezen, omdat dit niet zou bijdragen aan de beslissing.