Op 7 maart 2018 heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een veroordeelde die illegaal vuurwerk verkocht. Het hof heeft vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel € 1.000,- bedroeg, maar de advocaat-generaal heeft gevorderd dat dit bedrag verhoogd zou worden naar € 3.825,-. De verdediging heeft verzocht om het oorspronkelijke vonnis te bevestigen. Na onderzoek op de terechtzitting heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd, omdat het hof zich niet kon verenigen met de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Het hof heeft de berekening van het voordeel als onvoldoende inzichtelijk beoordeeld en is uitgegaan van de verklaring van de veroordeelde, die aangaf dat hij € 1.000,- had verdiend met de verkoop van vuurwerk. Na aftrek van kosten, die door de veroordeelde zijn opgegeven, heeft het hof het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 829,-. Het hof heeft de veroordeelde de verplichting opgelegd om dit bedrag aan de Staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit luidde ten tijde van het bewezen verklaarde.