In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 8 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van de kinderalimentatie. De zaak betreft een geschil tussen een vrouw en een man, die samen twee minderjarige kinderen hebben. De vrouw, verzoekster in het principaal hoger beroep, heeft de rechtbank verzocht om de eerdere beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant te vernietigen, waarin de man was toegestaan zijn bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen te verlagen. De man, verweerder in het principaal hoger beroep, heeft incidenteel appel ingesteld en verzocht om de door hem te betalen bijdrage te verlagen naar € 25,- per kind per maand.
Het hof heeft het verloop van het geding in eerste aanleg in acht genomen en de feiten vastgesteld. De man had in eerste aanleg verzocht om de kinderalimentatie te verlagen, terwijl de vrouw verzocht om de eerdere beschikking te vernietigen. Het hof heeft de grieven van beide partijen gezamenlijk besproken en is tot de conclusie gekomen dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden die een herbeoordeling van de onderhoudsbijdrage rechtvaardigt.
Het hof heeft de behoefte van de kinderen vastgesteld op basis van het inkomen van de man en de vrouw. De man heeft een bruto inkomen van € 5.000,- per maand aangenomen, terwijl de vrouw een netto besteedbaar inkomen heeft van tussen de € 1.450,- en € 1.500,- per maand. Het hof heeft de draagkracht van beide ouders beoordeeld en vastgesteld dat de man € 203,- per kind per maand moet betalen van 14 juni 2016 tot 1 juli 2017, € 172,- per kind per maand van 1 juli 2017 tot 1 februari 2018, en € 132,- per kind per maand met ingang van 1 februari 2018. De vrouw is niet gehouden tot terugbetaling van te veel ontvangen bedragen aan de man.