In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 28 maart 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor. De appellant, wonende in België, heeft verzocht om een voorlopig getuigenverhoor te gelasten, omdat hij vreest dat hij door zijn hoge leeftijd en verslechterde gezondheid niet meer in staat zal zijn om als getuige gehoord te worden in de hoofdzaak. De appellant is betrokken in een civiele procedure tegen de vennootschap en een andere geïntimeerde, waarbij hij schadevergoeding vordert in verband met gemiste pensioenaanspraken. De rechtbank Oost-Brabant had eerder in deze zaak vonnis gewezen, waartegen hoger beroep is ingesteld.
De mondelinge behandeling vond plaats op 13 februari 2019, waarbij de advocaten van beide partijen aanwezig waren. De appellant heeft zijn verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor toegelicht, waarbij hij benadrukte dat het van belang is om getuigen onder ede te horen, omdat dit kan leiden tot relevantere informatie dan tijdens een comparitie van partijen. De geïntimeerden hebben zich aan het oordeel van het hof gerefereerd, maar met de kanttekening dat zij niet willen erkennen dat het voorlopig getuigenverhoor noodzakelijk is.
Het hof heeft overwogen dat de appellant voldoende belang heeft bij zijn verzoek en dat er geen gronden zijn om het verzoek af te wijzen. Het hof heeft daarom het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor toegewezen en bepaald dat de appellant en de geïntimeerde door een raadsheer-commissaris zullen worden verhoord. De raadsheer-commissaris is mr. S.M.A.M. Venhuizen, lid van het gerechtshof, en het getuigenverhoor zal plaatsvinden in het Paleis van Justitie in 's-Hertogenbosch.