ECLI:NL:GHSHE:2019:1517

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 april 2019
Publicatiedatum
23 april 2019
Zaaknummer
200.227.965_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake koopovereenkomst woonwagen en ontbinding door retentierecht

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellante] tegen een vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft een koopovereenkomst voor een woonwagen, die op 29 oktober 2015 is gesloten voor een bedrag van € 15.000,00. De levering van de woonwagen zou plaatsvinden op 21 december 2015. Echter, op de dag van levering weigerde het recreatiepark, waar de woonwagen zich bevond, medewerking te verlenen aan de afgifte van de woonwagen vanwege een betalingsachterstand van [appellante]. Dit leidde tot een geschil over de vraag of de koopovereenkomst rechtsgeldig was ontbonden door [geïntimeerde].

In eerste aanleg heeft de kantonrechter geoordeeld dat [geïntimeerde] gerechtigd was de koopovereenkomst te ontbinden en heeft [appellante] veroordeeld tot terugbetaling van de koopprijs. [appellante] heeft in hoger beroep drie grieven aangevoerd, waarbij zij betoogde dat zij de woonwagen rechtsgeldig had geleverd door de sleutels te verschaffen. Het hof heeft echter geoordeeld dat [geïntimeerde] recht had op levering van de woonwagen en dat de omstandigheden rondom het retentierecht van het recreatiepark een ernstige beperking vormden voor het genot van de woonwagen.

Het hof heeft de grieven van [appellante] verworpen en het bestreden vonnis bekrachtigd. [appellante] is veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep. De uitspraak is gedaan op 23 april 2019.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team handelsrecht
zaaknummer 200.227.965/01
arrest van 23 april 2019
in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats] (België),
appellante,
advocaat: mr. R. el Bellaj te Tilburg,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. A.W. Hoogland te Den Helder,
op het bij exploot van dagvaarding van 20 november 2017 ingeleide hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (locatie Breda) gewezen vonnis van 27 september 2017 tussen appellante – [appellante] – als gedaagde en geïntimeerde – [geïntimeerde] – als eiser.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnr. 5779450 CV EXPL 17-1209)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis en naar het in dezelfde zaak gewezen tussenvonnis van 24 mei 2017.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven, met producties;
- de memorie van antwoord.
Partijen hebben arrest gevraagd. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

3.1.
Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken het volgende vast.
[geïntimeerde] heeft op 18 oktober 2015 de woonwagen van [appellante] bezichtigd. De woonwagen bevond zich op dat moment op kavel [kavel] van Recreatiepark [het recreatiepark] (hierna [het recreatiepark] ) aan het adres [adres] te [vestigingsplaats] .
Op 29 oktober 2015 is tussen partijen een koopovereenkomst ten aanzien van de woonwagen voor een bedrag van € 15.000,00 tot stand gekomen. De levering zou plaatsvinden op 21 december 2015.
In artikel 2.1 van de koopovereenkomst staat:
“De overdracht en levering van de woonwagen door verkoper aan koper geschiedt door afgifte van de sleutels aan koper.”
[geïntimeerde] heeft op 29 oktober 2015 een bedrag van € 2.000,00 betaald aan [appellante] en op 17 december 2015 een bedrag van € 13.000,00.
[appellante] heeft op 20 december 2015 aan [geïntimeerde] geschreven:
“(…) door ernstige omstandigheden kan ik er morgen niet op tijd zijn (…). Maar de huissleutels liggen bij de voordeur op het trappetje in het bakje van dat nepplantje (…).”
[het recreatiepark] heeft op 21 december 2015 geweigerd aan [geïntimeerde] medewerking te verlenen om de caravan van het terrein te verwijderen wegens een door [het recreatiepark] gestelde betalingsachterstand ter zake van perceelhuur en nutsvoorzieningen.
[geïntimeerde] heeft daarop [het recreatiepark] in rechte betrokken. In het vonnis van 19 juli 2016 (productie 6 bij inleidende dagvaarding) heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (locatie Breda) geoordeeld dat aan [het recreatiepark] een retentierecht toekomt op grond waarvan zij de woonwagen onder zich kan houden totdat haar vordering is betaald. De vordering van [geïntimeerde] tot afgifte van de woonwagen is afgewezen en [geïntimeerde] is veroordeeld in de kosten van de procedure van € 619,00.
[geïntimeerde] heeft de koopovereenkomst ontbonden bij brief van 11 november 2016.
3.2.
[geïntimeerde] heeft in eerste aanleg gevorderd:
- primair voor recht te verklaren dat [geïntimeerde] gerechtigd is de koopovereenkomst te vernietigen op basis van dwaling en bedrog;
- subsidiair de koopovereenkomst te ontbinden;
- voor recht te verklaren dat [geïntimeerde] geen gebruiksvergoeding is verschuldigd;
- [appellante] te veroordelen tot betaling van € 15.000,00 aan hem, te vermeerderen met rente, buitengerechtelijke kosten en de kosten van het geding.
[geïntimeerde] legt aan zijn vorderingen de koopovereenkomst ten grondslag.
[appellante] heeft verweer gevoerd.
3.3.
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis voor recht verklaard dat [geïntimeerde] gerechtigd was de koopovereenkomst te ontbinden en [appellante] veroordeeld € 15.000,00 aan [geïntimeerde] te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente, met veroordeling van [appellante] in de kosten van het geding.
3.4.
[appellante] heeft in hoger beroep drie grieven aangevoerd. Zij heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis en tot afwijzing van het gevorderde.
[geïntimeerde] heeft in hoger beroep verweer gevoerd. Hij heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis.
3.5.
Dit geschil heeft internationale aspecten omdat [appellante] woonplaats in België heeft. Voor de rechtsmacht van de Nederlandse rechter is bepalend het moment dat de inleidende dagvaarding werd uitgebracht. Nu deze na 10 januari 2015 is uitgebracht, is bepalend de EEX-Verordening 1215/2012 die voor zover relevant in artikel 7 lid 1 bepaalt dat: “
Een persoon die woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat, (…) in een andere lidstaat voor de volgende gerechten[hof: kan]
worden opgeroepen: a) ten aanzien van verbintenissen uit overeenkomst, voor het gerecht van de plaats waar de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt, is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd; b) voor de toepassing van deze bepaling is, tenzij anders is overeengekomen, de plaats van uitvoering van de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt: - voor de koop en verkoop van roerende lichamelijke zaken, de plaats in een lidstaat waar de zaken volgens de overeenkomst geleverd werden of geleverd hadden moeten worden”. De rechtbank Zeeland-West-Brabant is de bevoegde Nederlandse rechter, zodat in hoger beroep het hof bevoegd is.
3.6.
De grieven komen in de kern erop neer dat [appellante] de woonwagen rechtsgeldig heeft geleverd door verschaffing van de sleutels en door achterlating van de reservesleutels. [appellante] betoogt dat de omstandigheid, dat [geïntimeerde] de woonwagen niet vanaf [het recreatiepark] heeft kunnen laten vervoeren, niet ter zake doet (memorie van grieven, 5.1.1). [appellante] heeft in haar visie [geïntimeerde] in staat gesteld de macht uit te oefenen die zij zelf ook over de woonwagen kon uitoefenen.
3.7.
Dit betoog van [appellante] is naar het oordeel van het hof ongegrond. Uit de koopovereenkomst volgt dat [geïntimeerde] recht heeft op levering van de woonwagen. [geïntimeerde] heeft dan ook bij het aangaan van de koopovereenkomst redelijkerwijs mogen aannemen dat hij ten volle en vrijelijk over de woonwagen zou kunnen beschikken. [appellante] heeft niets gesteld over mededelingen of afspraken wat betreft beperkingen van juridische aard, zoals het retentierecht van [het recreatiepark] , welk retentierecht door [appellante] in hoger beroep als zodanig niet althans onvoldoende wordt betwist (memorie van grieven, blz. 3, 5.1.1 slot, 5.1.3 en 5.1.4). Een gemotiveerde betwisting van de betalingsachterstand (van [appellante] dan wel een derde) en (andere gestelde gronden voor) het retentierecht ontbreekt (3.1 g hiervoor; productie 6 bij inleidende dagvaarding, blz. 3 onder 3.4). De stelling van [appellante] dat zij niet bekend was met een eventuele betalingsachterstand, en daarop niet bedacht behoefde te zijn, doet niet ter zake. Niets is gesteld over uitdrukkelijke aanvaarding van dergelijke beperkingen door [geïntimeerde] (art. 7:15 lid 1 BW). Bij gebreke van een nadere toelichting moet worden aangenomen dat [geïntimeerde] bij het aangaan van de koopovereenkomst redelijkerwijs niet bedacht hoefde te zijn op dergelijke beperkingen en deze niet wenste te aanvaarden. Het retentierecht levert een ernstige beperking van het vrije genot van de woonwagen op.
Partijen gaan er kennelijk van uit dat 21 december 2015 een fatale termijn was voor de levering van een zaak die vrij zou zijn van bijzondere lasten en beperkingen. [appellante] was daarna in verzuim. [geïntimeerde] was bevoegd tot ontbinding. De ontbinding is gerechtvaardigd. [appellante] is gehouden tot terugbetaling van de betaalde koopprijs van € 15.000,00.
3.8.
Nu [appellante] overigens geen feiten stelt of te bewijzen aanbiedt die tot een ander oordeel leiden, leidt de beoordeling tot de volgende conclusies. De grieven falen. Het bestreden vonnis moet worden bekrachtigd. [appellante] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het geding in hoger beroep worden veroordeeld (voor salaris advocaat: antwoord 1, tarief II € 1.074,00).

4.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis;
veroordeelt [appellante] in de proceskosten in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 313,00 voor vastrecht en op € 1.074,00 voor salaris advocaat en voor wat betreft de nakosten op € 157,-- indien geen betekening plaatsvindt, dan wel op € 239,-- vermeerderd met de explootkosten indien niet binnen veertien dagen na de datum van dit arrest is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordelingen en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.G.W.M. Stienissen, L.S. Frakes en H. Struik en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 23 april 2019.
griffier rolraadsheer