2.3[appellant] vordert in het principaal hoger beroep vernietiging van het bestreden vonnis, voor zover de vorderingen van [appellant] daarbij zijn afgewezen en opnieuw rechtdoende:
1. alsnog te verklaren voor recht dat [appellant] voor het sluiten van de overeenkomst ter verzekering van het risico op arbeidsongeschiktheid met polisnummer [polisnummer] aan Aegon alle feiten heeft meegedeeld die hij kende of behoorde te kennen en waarvan, naar hij wist en/of behoorde te begrijpen, de beslissing van Aegon of en zo ja, op welke voorwaarden zij de verzekering zou willen sluiten, afhing of kon afhangen;
2. alsnog te verklaren voor recht dat, indien het hiervoor onder 1 gevorderde niet alsnog toewijsbaar zou blijken te zijn en [appellant] geacht zou worden zijn mededelingsplicht niet (voldoende) te zijn nagekomen, Aegon de gevolgen van het alsdan door [appellant] niet nakomen van diens mededelingsplicht desondanks niet kan inroepen nu zij hem niet binnen twee maanden nadat zij zulks heeft ontdekt, althans had kunnen en/of behoren te ontdekken, onder vermelding van de mogelijke gevolgen op deze niet-nakoming heeft gewezen;
3. Aegon alsnog te veroordelen tot betaling aan [appellant] van de bij het aangaan van de verzekering bedongen uitkering, conform de van toepassing zijnde polisvoorwaarden en naar evenredigheid van de mate van arbeidsongeschiktheid van [appellant] , zijnde in dit geval een bedrag van € 50.491,47, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 1 maart 2015, althans vanaf de dag der dagvaarding in eerste aanleg, tot de dag der algehele voldoening, zulks nu [appellant] bij het aangaan van de verzekering Aegon niet met opzet heeft misleid en voorts een redelijk handelend verzekeraar zich niet op het standpunt kan stellen dat hij bij kennis van de ware stand van zaken geen verzekering zou hebben gesloten;
4. alsnog te verklaren voor recht dat Aegon onbevoegd en derhalve ten onrechte de verzekeringsovereenkomst met [appellant] bij brief van 12 februari 2015 (door [appellant] ontvangen op 26 februari 2015) met dadelijke ingang heeft opgezegd en derhalve Aegon te veroordelen de verzekering op en na 12 februari 2015 voort te zetten, zulks eveneens nu [appellant] bij het aangaan van de verzekering Aegon niet met opzet heeft misleid en voorts een redelijk handelend verzekeraar zich niet op het standpunt kan stellen dat hij bij kennis van de ware stand van zaken geen verzekering zou hebben gesloten;
5. alsnog te verklaren voor recht dat, indien het hiervoor onder 3 en 4 gevorderde niet alsnog toewijsbaar zou blijken te zijn en [appellant] geacht zou worden Aegon opzettelijk te hebben misleid resp. Aegon geacht zou worden terecht bij kennis van de ware stand van zaken geen verzekering te hebben willen sluiten, Aegon de gevolgen van het een en/of het ander desondanks niet kan inroepen nu zij niet binnen twee maanden nadat zij zulks heeft ontdekt, althans had kunnen en/of behoren te ontdekken, onder vermelding van de mogelijke gevolgen hierop een beroep heeft gedaan;
6. Aegon alsnog te veroordelen in de kosten van het geding, het salaris van de advocaat van [appellant] en de noodzakelijke verschotten alsmede de zogenoemde nakosten daaronder begrepen, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, zulks met bepaling dat Aegon over het bedrag van deze proces- en nakosten de wettelijke rente verschuldigd zal zijn vanaf de vijftiende dag na betekening van het te dezen te wijzen arrest tot die der algehele voldoening.