ECLI:NL:GHSHE:2019:2043

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 juni 2019
Publicatiedatum
6 juni 2019
Zaaknummer
200.242.727_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewindvoering; ontslag bewindvoerder; gewichtige redenen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 17 april 2018, waarin het verzoek van de rechthebbende tot ontslag van de huidige bewindvoerder en benoeming van een opvolgend bewindvoerder werd afgewezen. De rechthebbende, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.E. Runhaar, heeft in hoger beroep aangevoerd dat er gewichtige redenen zijn om de bewindvoerder te ontslaan. De bewindvoerder, vertegenwoordigd door mr. K. van Steenbergen-van Straten, heeft dit betwist en verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen.

De rechthebbende stelt dat de bewindvoerder haar taak niet naar behoren uitvoert, onvoldoende communiceert en de administratie niet tijdig bijwerkt. Ook is er volgens de rechthebbende een vertrouwensbreuk ontstaan. De bewindvoerder daarentegen betoogt dat er voldoende communicatie is geweest en dat de rechthebbende niet heeft voldaan aan verzoeken om inzage in haar financiën. Het hof heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig afgewogen.

Het hof concludeert dat er onvoldoende bewijs is voor de stelling van de rechthebbende dat de bewindvoerder tekort is geschoten in haar taken. De rechthebbende heeft niet aangetoond dat er sprake is van gewichtige redenen voor ontslag van de bewindvoerder. De bestreden beschikking van de rechtbank wordt dan ook bekrachtigd, en het verzoek van de rechthebbende wordt afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 6 juni 2019
Zaaknummer: 200.242.727/01
Zaaknummer eerste aanleg: 6302652 BM VERZ 17-4681
in de zaak in hoger beroep van:
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: de rechthebbende,
advocaat: mr. J.E. Runhaar,
tegen
[verweerster],
h.o.d.n. [naam],
in de hoedanigheid van bewindvoerder over de (toekomstige) goederen van rechthebbende,
kantoorhoudende te [kantoorplaats] ,
verweerder,
hierna te noemen: de bewindvoerder,
advocaat: mr. K. van Steenbergen-van Straten.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 17 april 2018.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift van 12 juli 2018, met producties, ingekomen ter griffie op 13 juli 2018, heeft de rechthebbende verzocht voormelde beschikking te vernietigen en te bepalen dat
[verweerster] wordt ontslagen als bewindvoerder en dat van [kantoor] , mevrouw [derde] , wordt benoemd als bewindvoerder.
2.2.
Bij verweerschrift van 18 september 2018 met producties, ingekomen ter griffie op
19 september 2018, heeft de bewindvoerder verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de grieven 1 t/m 3 tegen de bestreden beschikking ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3.
Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg van 9 april 2018;
- het V2-formulier van 20 augustus 2018 waarin de advocaat van de bewindvoerder zich stelt;
- het V6-formulier van de advocaat van de advocaat van de bewindvoerder van 2 april 2019, met bijlagen, ingekomen bij het hof op 4 april 2019;
- het V8-formulier van 12 april 2019 van de advocaat van de rechthebbende, ingekomen bij het hof op diezelfde datum.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 april 2019. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de rechthebbende, bijgestaan door mr. J.J.T. van Loo, als vervanger van zijn kantoorgenoot mr. J.E. Runhaar;
  • de bewindvoerder, bijgestaan door haar advocaat.

3.De beoordeling

3.1.
Bij beschikking van de kantonrechter te ’s-Hertogenbosch van 11 juli 2014 is het bewind ingesteld over alle goederen die aan de rechthebbende (zullen) toebehoren.
3.2.
Bij beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 19 februari 2015 is het verzoek van de rechthebbende tot ontslag van de huidige bewindvoerder en de benoeming van een opvolgend bewindvoerder door de kantonrechter afgewezen.
3.3.
Bij de bestreden beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 17 april 2018 is het verzoek van de rechthebbende tot ontslag van de huidige bewindvoerder en de benoeming van een opvolgend bewindvoerder opnieuw afgewezen.
3.4.
De rechthebbende kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5.
De rechthebbende voert het volgende aan. Er zijn gewichtige redenen om de huidige bewindvoerder te ontslaan en een nieuwe bewindvoerder te benoemen. De bewindvoerder voert haar taak namelijk niet naar behoren uit doordat de bewindvoerder onvoldoende communiceert en de rechthebbende niet op de hoogte houdt. Daarnaast werkt de bewindvoerder de administratie niet tijdig bij. De bewindvoerder heeft bovendien ten onrechte nog steeds geen aanvraag ingediend voor de schuldhulpverlening, terwijl de rechthebbende al lange tijd een stabiel inkomen- en uitgavenpatroon heeft. Ook heeft de rechthebbende inzage gegeven in de SNS-rekeningen waar de bewindvoerder om verzocht heeft. De rechthebbende verzoekt in verband met de vertrouwensbreuk die is ontstaan [kantoor] als opvolgend bewindvoerder te benoemen.
3.6.
De bewindvoerder voert het volgende aan. Partijen hebben in de eerdere procedure bij de kantonrechter in 2015 besloten de samenwerking voort te zetten en dat is goed verlopen, kennelijk tot september 2017. Er is sprake van veelvuldig e-mail en belcontact waarbij alle vragen van de rechthebbende tijdig beantwoord worden. De schuldhulpverlening is nog niet aangevraagd omdat het inkomen niet stabiel was tot februari 2018. Bovendien geeft de rechthebbende ondanks herhaalde verzoeken geen inzage in de twee SNS-bankrekeningen. Daarnaast is er tot op heden geen ruimte om maandelijks structureel af te kunnen lossen, hetgeen ook een voorwaarde is voor toelating tot de schuldhulpverlening. De rechthebbende erkent dat ze inzage heeft in haar financiën doordat zij zelf aangeeft dat haar inkomsten en uitgaven al twee jaar stabiel zijn. Gelet op het voorgaande zijn er volgens de bewindvoerder geen gewichtige redenen om aan te nemen dat de bewindvoerder te kort geschoten is in de communicatie of dat genoegzame communicatie niet meer mogelijk zou zijn.
3.7.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.7.1.
Ingevolge artikel 1:448 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de bewindvoerder door de kantonrechter ontslag worden verleend, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van de medebewindvoerder of degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432, eerste en tweede lid BW, dan wel ambtshalve.
3.7.2.
Aan het hof ligt de vraag voor of er sprake is van gewichtige redenen om de bewindvoerder ontslag te verlenen. Het hof beantwoordt deze vraag als volgt. Duidelijk is dat er sprake is van een behoorlijke schuldenlast. Het evenwicht tussen het inkomen en de uitgaven van de rechthebbende is fragiel. Hoewel de rechthebbende aanvoert dat de bewindvoerder haar werkzaamheden niet naar behoren uitoefent is dit naar het oordeel van het hof - mede gelet op de gemotiveerde betwisting van de bewindvoerder - niet gebleken.
Het is niet aannemelijk geworden dat de bewindvoerder tekort is geschoten in de communicatie met de rechthebbende. Zowel de rechthebbende als de bewindvoerder hebben diverse e-mails overgelegd waaruit blijkt dat er regelmatig e-mailcontact bestaat over diverse onderwerpen. Ook heeft de bewindvoerder aangegeven dat zij een dagelijks telefonisch spreekuur heeft waar de rechthebbende gebruik van kan maken, maar waarvan rechthebbende zelf liever geen gebruik maakt. Dit alles is door de rechthebbende niet weersproken. Daarnaast heeft de rechthebbende ter zitting bevestigd dat zij haar financiële situatie online in kan zien. Voorts is niet aannemelijk geworden dat het de bewindvoerder kan worden verweten dat de schuldhulpverlening nog niet is aangevraagd. De rechthebbende heeft immers niet betwist dat haar inkomen lange tijd instabiel is geweest en dat er op dit moment niet structureel op haar schulden kan worden afgelost. Daar komt bij dat de rechthebbende niet of niet voldoende aan de verzoeken van de bewindvoerder voldoet inzage te geven in twee SNS-bankrekeningen die (al dan niet) op naam staan van de rechthebbende. De rechthebbende betoogt weliswaar dat zij geen rekeningen meer heeft, maar zij heeft nagelaten met concrete gegevens voor de bewindvoerder inzichtelijk te maken wat er met de rekeningen en de daarop staande gelden is gebeurd.
Gelet op het voorgaande zijn er naar het oordeel van het hof onvoldoende concrete omstandigheden gesteld of gebleken om aan te nemen dat er sprake is van gewichtige redenen die het ontslag van de bewindvoerder rechtvaardigen. Evenmin is voldoende aannemelijk geworden dat tussen de rechthebbende en de bewindvoerder een onwerkbare situatie is ontstaan. Het hof zal daarom het ontslag van de bewindvoerder niet verlenen.
3.7.3.
Dit betekent dat de bestreden beschikking bekrachtigd wordt.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de door de rechtbank Oost-Brabant gegeven beschikking van 17 april 2018;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, C.A.R.M. van Leuven en H.J.M. van Arkel-van Gasselt en is in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.