ECLI:NL:GHSHE:2019:2075

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 juni 2019
Publicatiedatum
7 juni 2019
Zaaknummer
20-002366-18
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkeersdelict met zwaar lichamelijk letsel door alcoholgebruik en gevaarlijk inhalen

Op 7 juni 2019 heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft een aanrijding op 13 oktober 2017 op de Langevieleweg te Middelburg, waarbij de verdachte, bestuurder van een Hyundai Getz, twee fietsers aanreed, waardoor zij zwaar lichamelijk letsel opliepen. De verdachte had alcohol gedronken en reed met een snelheid die de toegestane maximumsnelheid van 50 km/u overschreed. Het hof oordeelde dat de verdachte zich zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen, maar sprak hem vrij van roekeloosheid, omdat niet bewezen kon worden dat hij zich bewust was van het ernstige gevaar dat hij creëerde. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot 36 maanden gevangenisstraf, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een rijontzegging van 5 jaar. Het hof verlaagde de gevangenisstraf tot 24 maanden en legde een rijontzegging van 4 jaar op. De slachtoffers, een vader en zijn 6-jarige zoon, hebben blijvend hersenletsel opgelopen door de aanrijding, wat aanzienlijke gevolgen heeft voor hun leven en dat van hun familie. Het hof benadrukte de ernst van het delict en de impact op de slachtoffers, en oordeelde dat de verdachte niet alleen de verkeerssituatie niet goed had ingeschat, maar ook de risico's van het rijden onder invloed van alcohol niet had onderkend.

Uitspraak

Parketnummer: 20-002366-18
Uitspraak: 7 juni 2019
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 9 juli 2018 in de strafzaak met parketnummer 02-700231-17 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1970,
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen, met als aanvulling een respons op het verweer inzake medeschuld.
Door de raadsman van verdachte is primair aangevoerd dat het rijgedrag van verdachte niet als roekeloos moet worden gekwalificeerd, maar als ‘ernstige schuld’, en subsidiair als ‘zeer hoge mate van schuld’, met een dienovereenkomstig daaraan verbonden lagere straf dan de rechtbank heeft opgelegd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de meervoudige kamer van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 9 juli 2018.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 oktober 2017 te Middelburg, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk Hyundai), daarmede rijdende over de weg, de Langevieleweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door - na het gebruik van alcoholhoudende drank - roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend met dat motorrijtuig te rijden, immers is verdachte met een snelheid die lag boven de ter plaatste maximale toegestane snelheid van 50 kilometer per uur, in ieder geval met een te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse, met het door hem bestuurde motorrijtuig een voor hem rijdende auto in gaan halen zonder zich er voldoende van te vergewissen of hij daar voldoende ruimte voor had waarna hij - door gebrek aan uitwijkruimte naar rechts - een andere auto en/of zich in de weg bevindende middengeleider links voorbij is gereden, gedurende en na welke inhaalmanoeuvre verdachte onvoldoende zijn aandacht heeft gericht op het zich voor hem, verdachte, gelegen weggedeelte van die Langevieleweg en/of op het zich aldaar bevindende overige verkeer, onder wie twee overstekende fietsers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , waardoor, althans mede waardoor, een botsing/aanrijding is ontstaan tussen het door verdachte bestuurde motorrijtuig en die fietsers, waardoor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij, verdachte verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994 (490 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht);
subsidiair
A.
hij op of omstreeks 13 oktober 2017 te Middelburg, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk Hyundai), na het gebruik van alcoholhoudende drank over de weg, de Langevieleweg, heeft gereden met een snelheid die lag boven de ter plaatste maximale toegestane snelheid van 50 kilometer per uur, in ieder geval met een te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse, en (vervolgens) met het door hem bestuurde motorrijtuig een voor hem rijdende auto in is gaan halen zonder zich er voldoende van te vergewissen of hij daar voldoende ruimte voor had, waarna hij - door gebrek aan uitwijkruimte naar rechts - een andere auto en/of een zich in de weg bevindende middengeleider links voorbij is gereden, gedurende en na welke inhaalmanoeuvre verdachte onvoldoende zijn aandacht heeft gericht op het zich voor hem, verdachte, gelegen weggedeelte van die Langevieleweg en/of op het zich aldaar bevindende overige verkeer, onder wie twee overstekende fietsers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , waardoor, althans mede waardoor, een botsing/aanrijding is ontstaan tussen het motorrijtuig van verdachte en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , waarbij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel hebben bekomen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
en/of
B.
hij op of omstreeks 13 oktober 2017 te Middelburg, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), dit motorrijtuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 490 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 13 oktober 2017 te Middelburg, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk Hyundai), daarmede rijdende over de weg, de Langevieleweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden door - na het gebruik van alcoholhoudende drank - zeer onvoorzichtig en onoplettend met dat motorrijtuig te rijden, immers is verdachte met een snelheid die lag boven de ter plaatse maximale toegestane snelheid van 50 kilometer per uur, met het door hem bestuurde motorrijtuig een voor hem rijdende auto in gaan halen zonder zich er voldoende van te vergewissen of hij daar voldoende ruimte voor had waarna hij - door gebrek aan uitwijkruimte naar rechts - een andere auto en een zich in de weg bevindende middengeleider links voorbij is gereden, gedurende en na welke inhaalmanoeuvre verdachte onvoldoende zijn aandacht heeft gericht op het zich voor hem, verdachte, gelegen weggedeelte van die Langevieleweg en op het zich aldaar bevindende overige verkeer, onder wie twee overstekende fietsers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , waardoor, een aanrijding is ontstaan tussen het door verdachte bestuurde motorrijtuig en die fietsers, waardoor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, terwijl hij, verdachte verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994 (490 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht).
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen en Bewijsoverwegingen [1]
Door de advocaat-generaal is bevestiging gevorderd van de door de rechtbank in het vonnis opgenomen feitenvaststelling en de bewezenverklaring van roekeloosheid.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld – kort gezegd – dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW’94, als ook van strafverhogende omstandigheden, maar dat door de rechtbank ten onrechte roekeloos rijgedrag (in de zin die de Hoge Raad daaraan heeft gegeven in het kader van artikel 6 WVW’94) is aangenomen. Het rijgedrag van verdachte dient te worden gekwalificeerd als ‘ernstige schuld’, subsidiair als ‘zeer hoge mate van schuld’, aldus de raadsman.
Met de rechtbank en de advocaat-generaal komt het hof tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit. Het hof sluit zich in hoofdlijnen aan bij de bewijsoverwegingen en bewijsmiddelen van de rechtbank, zoals opgenomen in het vonnis van 9 juli 2018, met uitzondering van de overwegingen met betrekking tot de mate van schuld en de conclusie dat sprake is van de aan opzet grenzende mate van schuld, zijnde roekeloosheid in de zin van de wet. Het hof merkt hierbij op dat de Hoge Raad aan het bestanddeel “roekeloosheid” in artikel 6 WVW uitdrukkelijk een andere -nog zwaardere- betekenis toekent dan de term “roekeloos” in het spraakgebruik. Hoewel het verkeersgedrag van verdachte in het spraakgebruik als roekeloos kan worden aangemerkt, acht het hof de roekeloosheid in de juridische zin van artikel 6 WVW niet wettig en overtuigend bewezen.
Ten behoeve van de leesbaarheid zal het hof, de door het hof gebezigde overwegingen van de rechtbank hierna cursief en tussen haakjes overnemen en aanvullen dan wel gewijzigd weergeven.

Aanleiding

Op 13 oktober 2017, omstreeks 19.15 uur (tijdstip melding) heeft op de Langevieleweg te Middelburg, ter hoogte van de brandgang tussen de huisnummers 80 en 82, een ernstig verkeersongeval plaatsgevonden. Daarbij is de bestuurder van de Hyundai Getz, voorzien van [kenteken] , zijnde de [verdachte] , in botsing gekomen met een tweetal fietsers, te weten [slachtoffer 1] (hierna te noemen: vader) en zijn zesjarig zoontje [slachtoffer 2] (hierna te noemen: zoon).

“Onderzoeksgegevens

-
Ademanalyse
Na het ongeval heeft verdachte om 19:51 uur meegewerkt aan een ademanalyseonderzoek,
met als resultaat een score van 490 microgram alcohol per uitgeademde liter lucht. [2]
-
Forensisch onderzoek/onderzoek ter plaatse
Het verkeersongeval heeft plaatsgevonden op de voor het openbaar verkeer openstaande
weg de Langevieleweg, gelegen binnen de bebouwde kom van Middelburg, waar een
maximum snelheid van 50 kilometer per uur geldt. [3] De Langevieleweg bestaat uit één
rijbaan met aan beide zijden een fietsstrook van roodgekleurd asfalt met een onderbroken
streep, bestemd voor verkeer in beide richtingen. Voor de plaats van het ongeval is een
middengeleider met voetgangersoversteekplaats gesitueerd. Vlak na de plaats van het
ongeval is een voetgangersoversteekplaats gesitueerd, waarna het wegverloop een bocht
naar links maakt. [4]
Op de plaats waar de fietsers de Langevieleweg op zijn gereden, kort voor de
voetgangersoversteekplaats na de middengeleider, zijn evenwijdig aan het wegdek van de
Langevieleweg langs het fietspad haaientanden aangebracht. [5]
Het wegdek was ten tijde van het onderzoek op 13 oktober 2017 droog en schoon. Op het
moment van de aanrijding was het donker. De openbare wegverlichting brandde en was
natrium van kleur. [6]
Uit de inpassing van de bij de aanrijding betrokken voertuigen is gebleken dat bij de
aanrijding de vader links van zijn zoon reed, en dat het achterwiel van de fiets van de zoon
zich op dat moment ter hoogte van het voorwiel van de fiets van de vader bevond. Bij de
aanrijding is de fiets van de vader als eerste geraakt. Hij is door de rechter voorzijde van de
auto van verdachte geraakt. De zoon is met zijn fiets door de linker voorzijde van de auto
van verdachte geraakt. [7]
De Hyundai is tot stilstand gekomen ter hoogte van pand 86 van de Langevieleweg.
De fiets van de vader is tot stilstand gekomen op het trottoir aan de rechterzijde, tegen de
gevel van pand 84. Het voorwiel van deze fiets is aangetroffen aan de linkerzijde van de
weg ter hoogte van pand 75. De kinderfiets van de zoon is aangetroffen op de rijbaan ter
hoogte van pand 90, vóór de voorzijde van de Hyundai. [8] Op de fietsstrook ter hoogte van
huisnummer 75 is de zoon aangetroffen. De vader lag op de stoep voor huisnummer 82. [9]
De botssnelheid is vastgesteld op minimaal 61 kilometer per uur en maximaal 67 kilometer
per uur.” [10]
Anders dan de rechtbank gaat het hof er niet van uit dat de bestuurder heeft geremd ten tijde van het ongeval. Het hof baseert zich in dit kader op het feit dat bij het forensisch onderzoek geen remsporen zijn aangetroffen op de plaats van het ongeval. [11] Voorts neemt het hof hierbij in aanmerking de verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep, dat hij niet heeft geremd, alsmede de verklaringen van de [getuige 7] en [getuige 9] , inhoudende dat de auto van de verdachte kort voor de aanrijding gas heeft gegeven dan wel hard heeft geaccelereerd. [12]
Het hof volgt de rechtbank dan ook niet in de conclusie dat verdachte voorafgaand aan het ongeval ten minste 70 kilometer per uur heeft gereden. Het hof gaat op basis van het forensisch onderzoek uit van een maximumsnelheid van 67 kilometer per uur.
-
Getuigenverklaringen
“ [getuige 1] heeft verklaard dat zij die avond omstreeks 19:15 uur in haar auto op de
Langevieleweg reed vanuit de richting van de Burgerweidestraat in de richting van de
Koudekerkseweg. Zij reed op dat moment met een snelheid van 30 kilometer per uur. Zij
schrok omdat ze geheel onverwacht werd ingehaald door een lichtgrijze personenauto met
hoge snelheid. Zij zag dat de bestuurder van deze auto, nadat hij haar had ingehaald, aan de linkerzijde op de rijbaan bleef rijden en dat hij niet naar rechts kwam, en dat hij ook in de flauwe bocht helemaal links op de rijbaan bleef rijden, op de rijstrook voor tegemoetkomend verkeer. Zij zag dat er een fietser uit de tegengestelde richting kwam en dat de lichtgrijze auto tegen deze fietser botste. [13]
[getuige 2] heeft verklaard dat hij die avond tussen 19:15 en 19:35 uur in zijn auto
op de Langevieleweg reed. Hij reed tussen de 40 en 50 kilometer per uur. Voor hem reed
nog een personenauto op een afstand van ongeveer tien meter. De rechtbank gaat ervan uit
dat dit de personenauto van [getuige 1] moet zijn geweest.
[getuige 2] heeft voorts verklaard dat hij ter hoogte van de Burgerweidestraat werd
ingehaald door een klein model beige of witte personenauto, die met een behoorlijk hoge
snelheid reed. Hij zag dat de bestuurder van die beige/witte auto ook de voor hen rijdende
personenauto inhaalde. Hij zag dat de bestuurder van de beige/witte auto aan de linkerzijde
van de weg bleef rijden en dat hij ook een verhoogde verkeersheuvel aan de linkerzijde
voorbij reed. Nadat hij die verkeersheuvel was gepasseerd, zag [getuige 2] dat de bestuurder aan de linkerkant van de weg bleef rijden, met een behoorlijk hoge snelheid. Door de bocht die daarna volgde, verloor [getuige 2] de bestuurder uit het oog. Hij zag wel dat er in de bocht iets in de lucht vloog. [14]
Met de rechtbank overweegt het hof dat de verklaring van verdachte dat een tweede auto invoegde vóór de auto die hij eerst inhaalde, zodat hij tegen zijn verwachting in ook die tweede auto moest gaan inhalen, niet overeenkomt met de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] op dit punt. Op het moment dat [getuige 2] werd ingehaald, reed getuige [getuige 1] al vóór hem. Het hof gaat evenals de rechtbank uit van de lezing van deze onafhankelijke getuigen.
" [getuige 3] heeft verklaard dat hij die avond op de Langevieleweg bij eetgelegenheid
‘Kom eten’ op het trottoir stond. Hij hoorde een auto met hoge snelheid aankomen. Hij
schrok ervan. De auto ‘zoefde voorbij’. Hij zag dat de auto links van de op het wegdek
aangebrachte strepen en vlakken reed. De getuige zei tegen zijn vrouw ‘die auto gaat zo
hard, dat kan niet goed gaan’. [15]
[getuige 4] heeft verklaard dat hij op 13 oktober 2017 omstreeks 19:15 uur over de De
Ruyterstraat in de richting van de Langevieleweg reed. Kort voor de kruising van de De
Ruyterstraat met de Langevieleweg zag hij een bestuurder van een zilverkleurige Hyundai,
volgens hem type Getz, ‘als een debiel’ over de kruising komen rijden. Hij viel direct op
door zijn snelheid. Kort na het passeren van de kruising reed de getuige de Langevieleweg
op en reed dus achter de Hyundai aan. De getuige zag dat de bestuurder een auto inhaalde en dat hij op de weghelft van het tegemoetkomend verkeer reed. Hij zag dat de bestuurder na het inhalen weer naar zijn eigen weghelft wilde gaan. Plotseling zag de getuige dat een man die op zijn fiets reed door de lucht vloog. De getuige zag vervolgens dat er ook een jongetje werd aangereden door de bestuurder van de Hyundai.
Hij kwam kort achter de Hyundai de Langevieleweg op en zag dat de bestuurder sterk op zijn eigen snelheid uitliep. [16]
(…) (U)it openbaar toegankelijke bron (routeplanner van de ANWB,beschikbaar op internet) blijkt dat de afstand tussen eetgelegenheid [naam] aan de
Langevieleweg 21, en huisnummers 73-75 van die weg (die gelegen zijn tegenover de
brandgang van waaruit de fietsers zijn gekomen) ongeveer 250 meter betreft. De afstand
tussen Langevieleweg 21 en de kruising van de Langevieleweg met de Burgerweidestraat
betreft een afstand van ongeveer 120 tot 130 meter.”
Uit de getuigenverklaring van [getuige 4] kan worden afgeleid dat verdachte ruim vóór de kruising met de Burgerweidestraat, en dus vóór de start van zijn inhaalmanoeuvre, al hard reed en uit de getuigenverklaring van [getuige 3] kan worden afgeleid dat verdachte ruim voor de kruising met Burgerweidestraat, en dus vóór de start van zijn inhaalmanoeuvre deels op de linkerhelft van de weg reed.
“Getuigen [getuige 5] en [getuige 6] stonden buiten bij eetgelegenheid [naam] , gelegen aan de Langevieleweg 52, en vanuit de rijrichting van verdachte gezien, gelegen vlak vóór de middengeleider op de Langevieleweg. [getuige 5] heeft verklaard dat zij werd
opgeschrikt door een hard geluid van een personenauto. Zij hoorde dat het gas hard werd
ingetrapt. Zij zag een grijze Hyundai, type Getz, met een hoge snelheid twee personenauto’s
op de Langevieleweg inhalen. Toen hij die auto’s inhaalde, reed hij volgens de getuige links
van de weg. Zij schat de snelheid van de auto’s die hij inhaalde op 40 tot 50 kilometer per
uur. De snelheid van de inhalende auto was volgens haar veel harder.
In ieder geval was deze snelheid volgens haar ‘echt absurd hoog ten opzichte van de weg ter plaatse’. Ineens hoorde zij een klap. Zij zag dat de auto die het ongeval veroorzaakt had dezelfde auto was die zo hard voorbij reed. [17] [getuige 6] heeft verklaard dat zij ook heeft gezien dat de bestuurder van de personenauto veel te hard reed. [18]
De (…) afstand tussen de kruising Langevieleweg/Burgerweidestraat en de middengeleider (betreft) ongeveer 40 meter, hetgeen een zeer korte afstand is voor het inhalen van twee auto’s. Het moet voor verdachte onmogelijk zijn geweest om na het inhalen van de twee auto’s vóór de middengeleider weer op de rechter helft van de weg te gaan rijden. Door op zo’n korte afstand vóór een middengeleider twee auto’s te gaan inhalen, waardoor ook de middengeleider links moest worden gepasseerd, heeft verdachte een situatie in het leven geroepen waardoor hij veel langer dan normaal gesproken voor het inhalen van twee auto’s nodig zou zijn, op het linker deel van de weg moest rijden.
[getuige 7] heeft verklaard dat hij die avond met zijn gezin over de Langevieleweg
fietste richting de Koudekerkseweg. Toen hij ter hoogte van huisnummer 77 reed, hoorde hij
achter zich een auto fel/hard accelereren en nagenoeg gelijk een harde klap. Hij zag daarna
een kinderfietsje over de weg vliegen. De auto van de veroorzakende bestuurder stond
midden op de weg stil. [19]
[getuige 8] en [getuige 9] waren die avond op de Langevieleweg en stonden ongeveer tien
meter van de plaats van het ongeval. [getuige 8] heeft verklaard dat zij een auto aan
hoorde komen, aan het geluid hoorde dat die ‘echt aan kwam scheuren’ en een motorgeluid
hoorde alsof iemand heel hard optrok met de auto. De auto reed haar heel hard voorbij.
Zij zag dat die auto uitweek naar links. Toen hij net voorbij was, reed de auto tegen een man aan. Zij zag dat de man door de lucht vloog en vervolgens op de weg neerkwam. [20] [getuige 9] heeft verklaard dat zij een auto hard gas hoorde geven, met kort hierna een harde knal. Zij zag daarna de vader van het jongetje met fiets en al door de lucht gaan. [21]
Gelet op de verklaring van [getuige 7] , in samenhang bezien met de verklaringen van
[getuige 8] en [getuige 9] gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte accelereerde vlak voor het ongeval.”
- Verklaring van de verdachte
Voor zover hier van belang heeft verdachte tegenover de politie het volgende verklaard:
- dat hij op 13 oktober 2017, omstreeks 19.16 uur, bij het ongeval op de Langevieleweg te Middelburg als bestuurder optrad van de Hyundai Getz, met [kenteken] [22] ;
- dat hij die middag/avond alcohol heeft gedronken [23] ;
- dat hij, toen hij op de Langevieleweg in Middelburg reed, een personenauto heeft ingehaald en dat hij niet meteen kon invoegen, vanwege een andere auto en een vluchtheuvel [24] ;
- dat hij op die weg met een hogere snelheid reed dan het overige verkeer [25] ;
- dat hij niet terug kon invoegen en dat hij door een flauwe bocht geen goed zicht had [26] ;
- dat hij toen hij eindelijk kon invoegen, de bocht begon, en hij de fietsers in een flits zag en raakte [27] ;
- dat hij tijdens de aanrijding meer links van de weg reed [28] ;
- dat hij op de linkerkant van de weg was en dat het zijn schuld is dat ze zijn geraakt [29] ;
- dat hij de situatie verkeerd heeft ingeschat, vermoedelijk door de invloed van alcohol;
- dat hij ook geïrriteerd was omdat hij niet eerder naar rechts kon door een ander voertuig dat daar reed;
- dat hij de vluchtheuvel aan de verkeerde zijde is gepasseerd en dat hij gas los had moeten laten zodat hij naar rechts kon [30] ;
- dat hij is geboren in Middelburg en alle straten wel kent;
- dat hij in de Stroomwijk (het hof begrijpt: Stromenwijk) heeft gewoond, dat hij wel vaker op de Langevieleweg heeft gereden en dat het een drukke straat is [31] ;
- dat het ook redelijk druk met verkeer was voorafgaand aan het ongeval en dat hij in de straat auto’s heeft gezien en voetgangers [32] .

Uitgangspunten

Met de rechtbank gaat ook het hof voor wat betreft de statische gegevens (het weer en de gegevens betreffende de Langevieleweg), de gegevens betreffende de aanrijding zelf en de
eindposities van de bij het ongeval betrokken voertuigen en personen uit van de bevindingen
van het forensisch onderzoek. Ten aanzien van de Langevieleweg overweegt het hof, net als eerder de rechtbank daarbij nog dat deze weg een woonwijk doorkruist en dat op deze weg diverse brandgangen en smalle straten uitkomen. Auto’s, fietsers, als bussen [33] maken gebruik van dezelfde weg.
Langs het grootste deel van de weg zijn naast de fietsstrook parkeervakken gesitueerd, op
bepaalde delen aan één kant van de weg [34] , op andere delen aan beide kanten van de weg. [35]
De geparkeerde auto’s aan de kant van de weg maken de Langevieleweg, met name waar
die een bocht maakt, minder overzichtelijk.
De Langevieleweg kent een licht slingerend verloop. [36] Vanaf de kant waar verdachte de
Langevieleweg is opgereden tot aan het punt waar hij op deze weg tot stilstand is gekomen
is hij vier voetgangersoversteekplaatsen gepasseerd. [37] De Langevieleweg is door diverse
getuigen gevaarlijk genoemd. [38] Verdachte zelf kent de Langevieleweg als een drukke straat.
Op basis van die onderzoeksbevindingen en de getuigenverklaringen gaat het hof met de rechtbank er voor wat betreft het rijgedrag van verdachte van uit dat:
- verdachte al ter hoogte van huisnummer 21, en derhalve ver voordat hij ter hoogte van de
Burgerweidestraat twee auto’s ging inhalen, al zodanig hard reed en daarna ook zo hard is
blijven rijden dat dit de aandacht van getuigen trok (getuigenverklaringen van [getuige 3] en [getuige 4] );
- verdachte zijn inhaalmanoeuvre startte ter hoogte van de kruising van de Langevieleweg
met de Burgerweidestraat (getuigenverklaring [getuige 2] );
- de twee auto’s die hij inhaalde al achter elkaar reden op het moment dat hij ze ging inhalen (getuigenverklaringen [getuige 1] en [getuige 2] );
- verdachte vervolgens de middengeleider aan de linkerzijde is gepasseerd (verklaring van
verdachte zelf; getuigenverklaring [getuige 2] );
- verdachte in ieder geval vanaf de Burgerweidestraat tot de plaats van de aanrijding (deels) [aanvulling hof] op de linker weghelft, en daarmee op de weghelft voor het tegemoetkomend verkeer, heeft gereden (verklaring van verdachte zelf; getuigenverklaringen [getuige 1] en [getuige 2] ); dit betreft een afstand van ongeveer 120 meter (routeplanner van de ANWB, beschikbaar op internet);
- verdachte na het einde van de middengeleider (nadat hij de twee auto’s al had ingehaald) ter hoogte van huisnummer 60 – nog ongeveer 90 meter gedeeltelijk [aanvulling hof] op de linker weghelft is blijven rijden totdat hij tot stilstand kwam ter hoogte van huisnummer 86 (routeplanner van de ANWB, beschikbaar op internet);
- verdachte kort voor het ongeval heeft geaccelereerd (getuigen [getuige 7] , [getuige 8] en
[getuige 9] );
- verdachte de fietsers heeft aangereden op het moment dat zij de Langevieleweg
overstaken, vanuit de rijrichting van verdachte gezien van rechts naar links.
De plaats van de aanrijding is niet precies vastgesteld kunnen worden. Op basis van de
bovenstaande gegevens is het het meest aannemelijk dat die heeft plaatsgevonden op de
Langevieleweg ter hoogte van de brandgang tussen de huisnummers 80 en 82, op het -
vanuit de rijrichting van verdachte gezien - linker deel van de weg.
“Ten aanzien van het letsel van de vader en de zoon bevat het dossier de volgende informatie.
De vader heeft als gevolg van het ongeval hersenletsel opgelopen. Er was sprake van een
schedelbasisfractuur, diverse bloedingen, kneuzingen en beschadiging van de zenuwcellen,
een schouderbladfractuur, een sleutelbeenfractuur, longembolie, een onderbeen fractuur,
meerdere gebroken ribben, aangezichtsletsel en doofheid. Hij staat nog steeds onder toezicht van diverse artsen omdat hij nog steeds diverse medische behandelingen krijgt. Hij is intensief aan het revalideren. Vanwege onder andere het niet aangeboren hersenletsel is
sprake van enorm geheugenverlies, karakterverandering, concentratieverlies en
overgevoeligheid voor geluid, drukte en prikkels. Motorisch is hij beperkt. Recent is hij
opgenomen in het ziekenhuis en geopereerd. Sinds het ongeval is hij arbeidsongeschikt en
de toekomstverwachtingen zijn onduidelijk.
De zoon heeft door het ongeval hersenletsel opgelopen, onder andere bestaande uit diverse
bloedingen, kneuzingen en een beschadiging van de zenuwcellen. Verder was er sprake van
bandletsel van de nekwervels, een leverkneuzing en diverse schaaf- en snijwonden.
Vanwege onder andere het niet aangeboren hersenletsel is sprake van een
karakterverandering, concentratieverlies, motorische beperkingen, en overgevoeligheid voor geluid, drukte en prikkels. Hij heeft nog steeds medische behandeling en staat onder toezicht van diverse artsen. [39]
Ter terechtzitting in hoger beroep is door de raadsvrouw van de slachtoffers, mr. R. van Wijngaarden, met betrekking tot de huidige status van het letsel, -kort gezegd- aangevoerd dat ten aanzien van beide slachtoffers inmiddels vast is komen te staan dat sprake is van onomkeerbaar en blijvend hersenletsel, met alle fysieke en emotionele beperkingen van dien, die naar verloop van tijd zelfs kunnen verergeren. [40]

Concluderende overwegingen

- Schuld in de zin van artikel 6 WVW
Of er sprake is van schuld hangt af van het geheel van gedragingen van de verdachte, de
aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Er moet sprake zijn van
een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid.
Gelet op de hierboven geformuleerde uitgangspunten en overige onderzoeksbevindingen is
het hof met de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is, te weten dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waarbij de in de tenlastelegging opgenomen gedragingen van verdachte bewezen zijn op de wijze zoals hierboven is weergegeven, en als gevolg van welk verkeersongeval de vader en de zoon zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen.
Voor de beoordeling of sprake is van schuld moet de vraag worden beantwoord of het gedrag van verdachte substantieel afwijkt van het gedrag van een voorzichtig verkeersdeelnemer.
Door de enkele omstandigheid dat verdachte is gaan rijden terwijl uit een ademanalyseonderzoek kort na het ongeval is gebleken dat de adem van de verdachte een score van 490 microgram alcohol per uitgeademde liter lucht behaalde, is hier naar het oordeel van het hof reeds sprake van.
Uit getuigenverklaringen komt naar voren dat verdachte niet slechts in verband met het
inhalen van twee auto’s, maar ruim voor de kruising met de Burgerweidestraat over de Langevieleweg te hard heeft gereden. Gelet op de onder ‘uitgangspunten’ omschreven weginrichting van de Langevieleweg en op het feit dat dit doorgaans een drukke weg is, is reeds een grote alertheid vereist als op deze weg de maximum snelheid wordt gereden. Het rijden met een snelheid die dit maximum overschrijdt, brengt naar het oordeel van het hof grote risico’s met zich mee.
Daarbij komt, zoals ook de rechtbank heeft overwogen, dat verdachte twee vóór hem rijdende auto’s heeft ingehaald ter hoogte van de Burgerweidestraat, terwijl hij zich er onvoldoende van heeft vergewist of hij daar voldoende ruimte voor had. Daarvoor is van belang dat ongeveer 40 meter [41] na de kruising van de Langevieleweg met de Burgerweidestraat een middengeleider met voetgangersoversteekplaats op de weg was gesitueerd. De omstandigheid dat verdachte twee auto’s inhaalde op een relatief korte afstand van een vóór hem gelegen middengeleider, heeft ertoe geleid dat die middengeleider links door hem moest worden gepasseerd. Hij moest daardoor langer op de linker helft van de weg rijden dan in verband met de inhaalmanoeuvre noodzakelijk was. Dat is gelet op de inrichting van de weg – zoals hierboven onder ‘uitgangspunten’ omschreven – op zichzelf al zeer risicovol te noemen,
maar door de bocht naar links die relatief kort na de middengeleider volgt [42] - waardoor er
slecht zicht is op tegemoetkomend verkeer - en vanwege de omstandigheid dat het op dat
moment ter plaatse redelijk druk was en donker, is een dergelijke inhaalmanoeuvre als
ronduit gevaarlijk te betitelen.
Na deze middengeleider is verdachte niet meteen naar de rechter helft van de weg
teruggegaan, maar is hij over een afstand van ongeveer 90 meter met een te hoge snelheid
in ieder geval gedeeltelijk op de linker weghelft blijven rijden, terwijl hij een bocht naar links met een daarin gesitueerde voetgangersoversteekplaats naderde, en er op dat punt op de weg aan beide kanten parkeervakken lagen waar auto’s waren geparkeerd. [43] Verdachte bleef dus deels links rijden op de weghelft voor tegemoetkomend verkeer met een te hoge snelheid en accelereerde zelfs nog, terwijl hij door de bocht en de geparkeerde auto’s onvoldoende zicht had op tegemoetkomend verkeer.
Het is een feit van algemene bekendheid dat door het gebruik van alcohol het
reactievermogen afneemt, de waarneming slechter wordt en het moeilijker wordt om op een
verantwoorde wijze aan het verkeer deel te nemen
.
- Mate van schuld
In de tenlastelegging is de mate van schuld onderverdeeld in aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend (ernstige schuld), zeer onvoorzichtig en/of onoplettend (zeer hoge mate van schuld) of roekeloos.
Het hof overweegt op grond van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dat van roekeloosheid als zwaarste, aan opzet grenzende, schuldvorm slechts in uitzonderlijke gevallen sprake zal zijn. Daarbij verdient opmerking dat "roekeloosheid" in de zin van de wet een specifieke betekenis heeft die niet noodzakelijkerwijs samenvalt met wat in het normale spraakgebruik onder "roekeloos" wordt verstaan.
Om tot het oordeel te kunnen komen dat in een concreet geval sprake is van roekeloosheid in de zin van artikel 175, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994, zal de rechter zodanige feiten en omstandigheden moeten vaststellen dat daaruit is af te leiden dat door de buitengewoon onvoorzichtige gedraging van de verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen, alsmede dat de verdachte zich daarvan bewust was, althans had moeten zijn. In dit verband kan doorgaans niet worden volstaan met de enkele vaststelling dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een of meer in artikel 175, derde lid, WVW’94 genoemde, zelfstandig tot verhoging van het wettelijk strafmaximum leidende gedragingen, waaronder begrepen het rijden onder invloed van alcohol, het in ernstige mate overschrijden van de maximumsnelheid en gevaarlijk inhalen.
Kijkend naar de hiervoor vastgestelde gedragingen van de verdachte kan worden bewezen dat hij na het nuttigen van meer dan de toegestane hoeveelheid alcohol is gaan rijden over de Langevieleweg, zijnde een – ook naar eigen zeggen – drukke straat met licht slingerend verloop die een woonwijk doorkruist en alwaar meerdere voetgangersoversteekplaatsen zijn gesitueerd. Door verdachte is een – gezien de omstandigheden ter plaatse - zeer gevaarlijke inhaalmanoeuvre verricht, waarbij hij twee voor hem rijdende auto’s heeft ingehaald en vervolgens een middengeleider met een voetgangersoversteekplaats links heeft gepasseerd , omdat er onvoldoende uitwijkruimte was om terug te gaan naar de rechter rijbaan. De verdachte is daarna over een afstand van ongeveer 90 meter tot de plaats van het ongeval gedeeltelijk links blijven rijden en zelfs gaan accelereren, terwijl hij een onoverzichtelijke bocht met een voetgangersoversteekplaats naderde. Voorafgaand en tijdens deze onverantwoorde inhaalactie heeft verdachte bovendien de wettelijk toegestane snelheid van 50 kilometer per uur ruim overschreden, terwijl hij wist dat op dat moment, omstreeks 19.15 uur, andere verkeersdeelnemers aanwezig waren, waaronder auto’s en voetgangers. Door dit volstrekt onverantwoorde en onbezonnen rijgedrag heeft de verdachte geen rekening gehouden met de levensgevaarlijke risico’s die hij ten koste van andere weggebruikers nam en die zich vervolgens ook hebben gerealiseerd.
Het hof rekent de verdachte in het bijzonder zeer zwaar aan dat hij zijn rijgedrag niet heeft afgestemd op de verkeerssituatie ter plaatse, met als gevolg dat een zeer ernstig verkeersongeval heeft plaatsgevonden met twee slachtoffers.
Hoewel verdachte onaanvaardbare risico’s heeft genomen door met het hierboven omschreven samenstel van gedragingen een zeer ernstig gevaar in het leven te roepen voor andere verkeersdeelnemers en verdachte zich daarvan bewust had moeten zijn – en verdachtes gedrag in het dagelijkse spraakgebruik derhalve als roekeloos (in de zin van ‘onberaden’) zou kunnen worden aangeduid – is het hof anders dan de advocaat-generaal en de rechtbank maar met de verdediging van oordeel dat dit geen roekeloosheid als zwaarste, aan opzet grenzende, schuldvorm in de zin van artikel 175, tweede lid, WVW’94 oplevert. Het hof zal verdachte daarom vrijspreken van de ten laste gelegde roekeloosheid.
Wel acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, onder de hiervoor genoemde omstandigheden, zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden (zeer hoge mate van schuld), waardoor een aanrijding is ontstaan tussen het door verdachte bestuurde motorrijtuig en twee overstekende fietsers, ten gevolge waarvan ten aanzien van beide slachtoffers zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, terwijl verdachte verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid, WVW’94 en het ongeval (mede) is veroorzaakt door gevaarlijk inhalen. In zoverre wordt het subsidiaire verweer van de verdediging verworpen.
Met de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat het hierboven omschreven letsel van vader en zoon moet worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 Sr. Het hof neemt hierbij in aanmerking de ernst en omvang van het letsel, de noodzaak tot medisch ingrijpen en de omstandigheid dat sprake is van onomkeerbare en blijvende gevolgen.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het primair bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl het feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat de schuldige gevaarlijk heeft ingehaald en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel a, van deze wet, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bewezen verklaard dat de verdachte door zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag en onder invloed van alcohol een verkeersongeval heeft veroorzaakt, waardoor vader en zoon zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.
De rechtbank, die een hogere gradatie van schuld bewezen had verklaard (namelijk schuld in de zin van roekeloosheid), heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met twee jaar proeftijd en een rijontzegging voor de duur van vijf jaren.
De advocaat-generaal is uitgegaan van de bewezenverklaring van de rechtbank, en heeft dezelfde straf als de rechtbank gevorderd.
De raadsman heeft bepleit dat bij de op te leggen straf primair dient te worden uitgegaan van de kwalificatie “ernstige schuld” en subsidiair van “zeer hoge mate van schuld” en in overeenstemming met de bijbehorende LOVS richtlijnen een straf dient te worden opgelegd.
Voorts is aangevoerd dat bij de strafoplegging rekening dient te worden gehouden met de omstandigheid dat een verkeersovertreding is begaan door een van de slachtoffers.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op het volgende.
De verdachte heeft zich op 13 oktober 2017 als bestuurder van een personenauto zeer onvoorzichtig en onoplettend gedragen, waardoor een bijzonder ernstig verkeersongeval is veroorzaakt met zeer ernstige gevolgen voor de slachtoffers en hun familie. De verdachte is onder invloed van alcohol aan het verkeer gaan deelnemen, waarbij hij zich niet heeft bekommerd om de verkeerssituatie ter plaatse, terwijl hij bekend was in de buurt waar hij reed. Met een te hoge snelheid heeft verdachte in de nabijheid van een onoverzichtelijke bocht een gevaarlijke inhaalmanoeuvre verricht, waarbij hij twee achter elkaar rijdende auto’s heeft ingehaald en vervolgens een middengeleider links heeft gepasseerd. Aldus heeft verdachte zijn rijgedrag niet op juiste wijze aangepast en heeft hij zijn aandacht onvoldoende gericht op het zich voor hem bevindende verkeer, onder wie twee overstekende fietsers, waardoor een aanrijding met deze fietsers is ontstaan. Door zijn handelen werd aan beide slachtoffers, de vader en zijn destijds 6-jarig zoontje, zwaar lichamelijk letsel toegebracht.
Het leed dat veroorzaakt is door dit tragische ongeval is onbeschrijfelijk groot, zowel voor de slachtoffers als voor hun familie.
Ter terechtzitting in hoger beroep is naar voren gekomen dat ten aanzien van beide slachtoffers vast is komen te staan dat sprake is van blijvend en onherstelbaar hersenletsel, met alle lichamelijke en emotionele gevolgen van dien, die naar verloop van tijd zelfs kunnen verergeren. Vader is na de terechtzitting in eerste aanleg nogmaals geopereerd aan de breuk van zijn onderbeen, waarvan de vraag is of botgenezing zal plaatsvinden. Indien het bot niet meer aan elkaar groeit dan zal het been voor altijd gebroken blijven. Er is nog altijd sprake van enorm geheugenverlies en overgevoeligheid voor licht, geluid en prikkels. Vader verblijft thans tijdelijk in een revalidatiekliniek, met het doel om zijn eigen -ik- terug te vinden.
Het zoontje ondergaat een moeilijke tijd op school, maar ook thuis, vanwege het Niet Aangeboren Hersenletsel. Binnenkort start een traject bij de kinderrevalidatie, waar hij lange tijd onder behandeling zal moeten blijven. Hij zal in de toekomst last blijven houden van de lichamelijke klachten van het opgelopen hersenletsel en het risico bestaat dat er meer klachten zullen optreden, waaronder de kans op epilepsie.
Uit de ter terechtzitting in hoger beroep overgelegde slachtofferverklaring komt naar voren dat beide slachtoffers inmiddels beseffen dat niets meer is zoals het was en dat dit ook niet meer terugkomt. Het gezin wordt iedere dag geconfronteerd met het blijvende hersenletsel bij beide slachtoffers, dat als een donkere wolk boven hun hoofd hangt.
Met betrekking tot het door de verdediging gevoerde verweer dat bij de strafoplegging rekening dient te worden gehouden met de begane verkeersovertreding door een van de slachtoffers, stelt het hof vast dat op basis van het dossier er geen feiten of aanwijzingen zijn waaruit enige mate van schuld van de zijde van de slachtoffers bij de aanrijding kan worden afgeleid. Zodoende wordt dit niet meegewogen bij de op te leggen straf.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 28 februari 2019, waaruit blijkt dat verdachte in het verleden eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van het rijden onder invloed;
- de inhoud van het de verdachte betreffende NIPF-rapport d.d. 28 december 2017, opgemaakt door N. van der Weegen, GZ-psycholoog, voor zover hier van belang inhoudende dat de vastgestelde stoornis bij verdachte geen rol heeft gespeeld bij het ten laste gelegde feit en geadviseerd wordt om het ten laste gelegde volledig aan verdachte toe te rekenen.
Voorts heeft het hof bij de straftoemeting acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
In dat verband wordt overwogen dat de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden, voor het veroorzaken van een verkeersongeval - ingeval van zeer hoge mate van schuld na gebruik van alcohol < 570 mg/l met zwaar lichamelijk letsel voor het slachtoffer tot gevolg - als indicatie een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden en een rijontzegging voor de duur van drie jaren aangeven.
In aanmerking genomen dat tevens sprake is van nog een strafverzwarende omstandigheid als bedoeld in artikel 175, derde lid, WVW’94, namelijk dat door de verdachte gevaarlijk is ingehaald en de omstandigheid dat het hier twee slachtoffers betreft, is het hof, alles overziende van oordeel dat in dit geval een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden is.
Daarenboven zal de verdachte ter zake van het bewezen verklaarde - mede ter bescherming van de verkeersveiligheid - voor de duur van vier jaren de bevoegdheid worden ontzegd om motorrijtuigen te besturen. De tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 ingevorderd is geweest, zal op de duur van deze bijkomende straf in mindering worden gebracht.
In hetgeen door de verdediging naar voren is gebracht, ziet het hof geen aanleiding om verdere strafmatiging toe te passen.
Anders dan de rechtbank ziet het hof thans geen aanleiding om de gevangenisstraf deels voorwaardelijk op te leggen, met daaraan gekoppelde bijzondere voorwaarden.
Beslag
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven personenauto met [kenteken] , Hyundai Getz, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is met betrekking tot hetwelk het ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 24c, 33, 33a en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Ontzegt de verdachte ter zake van het primair bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
4 (vier) jaren.
Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een personenauto met [kenteken] , Hyundai Getz, kleur grijs.
Aldus gewezen door:
mr. M.L.P. van Cruchten, voorzitter,
mr. C.M. Hilverda en mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.C.H. Verhoeven-van der Heijden, griffier,
en op 7 juni 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2017247600 van de politie Zeeland-West-Brabant, team verkeer, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde
2.Proces-verbaal bedienaar ademanalyse-apparaat en afdruk ademonderzoek, pagina’s 112 en 113,
3.Pagina 5 van het pv forensisch onderzoek
4.Pagina 6 van het pv forensisch onderzoek
5.Foto 49 op pagina 37 van het pv forensisch onderzoek
6.Pagina 8 van het pv forensisch onderzoek
7.Pagina 76 onder ‘oorzaak’, en foto’s 95 en 96 van het pv forensisch onderzoek.
8.Pagina 9 van het pv forensisch onderzoek, onder 2.3.2.
9.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 89, onder ‘aangetroffen situatie’, tweede en derde alinea,
10.Pagina 75, onder ‘vaststelling botssnelheid’, van het pv forensisch onderzoek.
11.Proces-verbaal Forensisch Onderzoek Verkeersdelict, p. 18-19.
12.Proces-verbaal verhoor [getuige 7] , p. 38 en proces-verbaal verhoor [getuige 9] , p. 59.
13.Verklaring van [getuige 1] van 14 oktober 2017, pagina 44, tweede en laatste alinea van haar
14.Verklaring van [getuige 2] van 14 oktober 2017, pagina 40 en 41, van het dossier.
15.Verklaring van [getuige 3] van 13 oktober 2017, pagina 36 van het dossier.
16.Verklaring van [getuige 4] van 14 oktober 2017, pagina 42 en 43 van het dossier.
17.Verklaring van [getuige 5] van 18 oktober 2017, pagina 46 van het dossier.
18.Verklaring van [getuige 6] van 18 oktober 2017, pagina 50 van het dossier.
19.Verklaring van [getuige 7] van 13 oktober 2017, pagina 38, eerste en tweede alinea van
20.Verklaring van [getuige 8] van 18 oktober 2017, pagina 48 van het dossier.
21.Verklaring van [getuige 9] van 1 december 2017, pagina 59 van het dossier.
22.Verklaring van verdachte van 14 oktober 2017, pagina 66
23.Verklaring van verdachte van 14 oktober 2017, pagina 68
24.Verklaring van verdachte van 14 oktober 2017, pagina 69
25.Verklaring van verdachte van 23 oktober 2017, pagina 76
26.Verklaring van verdachte van 14 oktober 2017, pagina 71
27.Verklaring van verdachte van 14 oktober 2017, pagina 69
28.Verklaring van verdachte van 14 oktober 2017, pagina 71
29.Verklaring van verdachte van 14 oktober 2017, pagina 73
30.Verklaring van verdachte van 23 oktober 2017, pagina 76
31.Verklaring van verdachte van 14 oktober 2017, pagina 69
32.Verklaring van verdachte van 14 oktober 2017, pagina 70
33.Foto 44 van het pv forensisch onderzoek, waarop een bushalte te zien is.
34.Foto’s 43 tot en met 46 van het pv forensisch onderzoek.
35.Foto’s 49 en 51 van het pv forensisch onderzoek.
36.Bovenste afbeelding op pagina 4, en foto’s 43 tot en met 47 van het pv forensische opsporing.
37.Foto’s 42, 44, 46 en 2 (in volgorde van ligging op de gevolgde route op de Langevieleweg), van het
38.[getuige 6] op pagina 50 van het dossier (“iedereen die daar bekend is weet hoe gevaarlijk
39.Informatie betreffende de medische gevolgen van het ongeval voor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zoals
40.Pv ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 27 mei 2019.
41.Uit openbaar toegankelijke bron (routeplanner ANWB via internet) is gebleken dat de afstand
42.Het wegverloop kort voor en na de middengeleider op de Langevieleweg is goed te zien op foto 46
43.Foto’s op pagina’s 26 tot en met 33 van het dossier, die kort na het ongeval zijn gemaakt.