“2.3.2. Het is aan verzoekster om voldoende aannemelijk te maken dat zij te goeder trouw is
geweest ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van haar schulden. Hierin is zij wat
betreft het onbetaald laten van haar schulden naar het oordeel van de rechtbank niet geslaagd. Vast staat dat verzoekster al jaren kampt met substantiële schulden. Met haar
werkzaamheden als kapster heeft verzoekster jarenlang een inkomen (ver) beneden
bijstandsniveau gegenereerd. Van haar mocht worden verwacht dat zij zich steeds maximaal
zou inspannen om haar schulden te voldoen en aldus haar inkomen te maximaliseren door
fulltime te werken, of op zoek te gaan naar een andere (fulltime) baan met meer inkomsten.
Dit heeft verzoekster niet gedaan. Verzoekster heeft in de bij het verzoekschrift gevoegde
toelichting op het ontstaan van haar schulden gesteld dat in 2013 haar gezondheid en een
burn-out niet toelieten om voldoende uren te werken en voldoende inkomsten te verdienen.
Een onderbouwing hiervan ontbreekt. Zo volgt uit de stukken niet dat zij in deze periode
hiervoor een arts heeft geconsulteerd en welke klachten verzoekster precies had. Onduidelijk
is ook wanneer precies en hoe lang deze klachten hebben geduurd en in hoeverre verzoekster
hierdoor niet in staat was fulltime te werken. Verder stelt verzoekster dat zij naar de sociale
dienst is gegaan en een aanvulling op haar inkomen heeft gevraagd, maar niet werd
geholpen. Enige onderbouwing hiervan ontbreekt eveneens. Verzoekster heeft onvoldoende
aannemelijk gemaakt dat zij ten tijde van haar eenmanszaak niet in staat was fulltime te
werken, dan wel dat zij niet in aanmerking kwam voor een (aanvullende) bijstandsuitkering.
Daardoor heeft zij mogelijk haar inkomen jarenlang niet gemaximaliseerd en haar
schuldeisers ernstig benadeeld. Evenmin is gebleken dat verzoekster zich in de periode na
het beëindigen van haar eenmanszaak steeds maximaal heeft ingespannen voor haar
schuldeisers.
2.3.3.Gelet op het verhandelde ter zitting en de gedingstukken staat daarnaast vast dat
verzoekster kampt met een psychosociale problematiek. Verzoekster is verzocht voorafgaand
aan de zitting een rapport over het verloop van de behandeling voor psychosociale
problemen over te leggen, indien zij daarvoor recent behandeld is. Verzoekster heeft in
antwoord daarop de rechtbank bericht dat zij daar om verzocht heeft, maar dat de
behandelaar dat niet wilde geven. Verzoekster heeft een door de behandelaar, mevrouw
[praktijkondersteuner GGZ] (praktijkondersteuner GGZ), handgeschreven briefje overgelegd met daarop een
aantal data van de afspraken die zij tot nu met de behandelaar heeft gehad. Ter zitting heeft
verzoekster toegelicht dat de bedrijfsarts haar heeft gezegd dat zij psychologische hulp moest
zoeken en dat de gesprekken met de praktijkondersteuner van het GGZ nog maar zeer recent
zijn aangevangen. Ter zitting heeft verzoekster eveneens verklaard dat de schulden haar
stress geven, er nog een heleboel andere zaken spelen en zij gewoon “op” is. Verzoekster is
er zeer emotioneel onder en hoopt dat zij met behulp van de psycholoog rust krijgt.
5.4.3.van “Bijlage IV landelijk uniforme beoordelingscriteria toelating
schuldsaneringsregeling” (hierna: Bijlage IV), behorend bij het Procesreglément volgt het
volgende. Een verzoeker met psychosociale problemen zal in beginsel alleen worden
toegelaten tot de schuldsaneringsregeling, indien aannemelijk is dat deze problemen al enige
tijd beheersbaar zijn, in die zin dat de verzoekster zich in maatschappelijk opzicht staande
weet te houden en voldoende hulp of een voldoende sociaal vangnet aanwezig is. Dat de
psychosociale problemen beheersbaar zijn, dient te worden bevestigd door een recente
verklaring van een hulpverlener (zoals een psycholoog of een psychiater) of van een
hulpverlenende instantie, waaruit tevens het verloop van de behandeling blijkt. De rechtbank
hecht er aan te benadrukken dat het hebben van psychosociale problemen als zodanig niet
aan toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling in de weg behoeft te staan, zolang
deze beheersbaar- zijn. Daarvan is niet gebleken. Doordat de ondersteuning van het GGZ nog maar recent is aangevangen is op dit moment nog geen verklaring als bedoeld in het
Procesreglement en Bijlage IV voorhanden, waaruit zou kunnen blijken dat de psychosociale
problematiek van verzoekster al enige tijd beheersbaar is. Daarom is niet aannemelijk
geworden dat verzoekster de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichting naar behoren zal kunnen nakomen.”