Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de ouders, bijgestaan door mr. R.F.P. Scheele (waarnemend advocaat);
- de GI, vertegenwoordigd door de heer [vertegenwoordiger van de GI] .
3.De beoordeling
moetenmeewerken. Een eerste stap die de ouders hierin dienen te zetten, is openheid van zaken geven zodat zij de GI kunnen laten zien dat er – zoals zij zelf stellen – voldoende positieve ontwikkelingen zijn ontstaan in hun thuissituatie. Dit doen de ouders niet. Integendeel, de processtukken en de uitlatingen van de ouders ter zitting, geven er blijk van dat de ouders verhinderen dat de GI zicht krijgt op [minderjarige] en haar algehele opvoedsituatie. Zo heeft de GI de ouders op 1 maart 2019 een schriftelijke aanwijzing gegeven die er (ook) op ziet dat de ouders de jeugdzorgwerker binnen moeten laten en dat zij de jeugdzorgwerker de gelegenheid moeten geven om [minderjarige] te zien en te spreken. Verder heeft de GI onbetwist gesteld dat de ouders niet willen dat het kinderdagverblijf informatie over [minderjarige] geeft aan de GI en dat de ouders zich hebben laten uitschrijven bij de huisarts zonder de GI hierover te informeren. Tot slot, en dat rekent het hof de ouders aan, weigeren de ouders de GI te informeren over hun individuele behandeltrajecten bij de GGZ. Ter zitting van het hof hebben de ouders verklaard dat zij dit bewust niet hebben gedaan. Al met al is er sinds het verschijnen van het rapport van [centrum] bij de ouders geen voldoende waarneembare positieve ontwikkeling gebleken. Dit maakt dat het hof de bevindingen en adviezen van [centrum] nog steeds waardevol acht, ook al is dit rapport in het jaar 2017 opgesteld.