ECLI:NL:GHSHE:2019:2355

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 juli 2019
Publicatiedatum
4 juli 2019
Zaaknummer
200.244.550_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ondercuratelestelling van een meerderjarige met psychische problematiek

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 4 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondercuratelestelling van een meerderjarige, aangeduid als [appellante]. De rechtbank Limburg had eerder op 23 mei 2018 besloten om [appellante] onder curatele te stellen vanwege haar geestelijke toestand, die onder andere gekenmerkt wordt door schizofrenie. Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende gronden zijn voor deze maatregel, aangezien [appellante] niet in staat is om haar belangen te behartigen en haar veiligheid of die van anderen in gevaar brengt. Het hof heeft de argumenten van [appellante] overwogen, waaronder haar stelling dat een minder ingrijpende maatregel, zoals bewind of mentorschap, voldoende zou zijn. Echter, het hof concludeert dat deze alternatieven niet afdoende zijn gezien de ernst van haar psychische problemen en het risico op maatschappelijke teloorgang. De curator heeft in het verweerschrift benadrukt dat [appellante] zorgmijder is en dat haar gedrag onvoorspelbaar is, wat de noodzaak van curatele onderstreept. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en de proceskosten in hoger beroep gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 4 juli 2019
Zaaknummer: 200.244.550/01
Zaaknummer eerste aanleg: 6780271 BM VERZ 18-1551
in de zaak in hoger beroep van:
[appellante] ,
thans verblijvende bij [instelling 1] te [verblijfplaats] ,
appellante,
de onder curatele gestelde,
hierna te noemen: [appellante] ,
advocaat: mr. G.J.E. Schoofs.
Als belanghebbenden in deze zaak worden verder aangemerkt:
- [de curator] , h.o.d.n. [naam] , in de hoedanigheid van curator, (hierna te noemen: de curator),
advocaat: mr. M.W.M. van Doorn;
  • [zoon] , zoon van [appellante] ;
  • de Advocaat-Generaal van het Openbaar Ministerie te ’s-Hertogenbosch (hierna te noemen: de A-G).
Als informanten in deze zaak worden aangemerkt:
- de ambulant begeleiders van de Zorggroep [zorggroep] , mevrouw [ambulant begeleider 1] en mevrouw [ambulant begeleider 2] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht van 23 mei 2018, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met productie, ingekomen ter griffie op 14 augustus 2018, heeft [appellante] verzocht voormelde beschikking te vernietigen en - opnieuw rechtdoende - de ondercuratestelling op te heffen en terug om te zetten naar een bewind, onder vergoeding van de proceskosten.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 26 oktober 2018, heeft de curator verzocht [appellante] niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek in hoger beroep althans dit verzoek af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 28 mei 2019. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • [appellante] , bijgestaan door mr. Schoofs en A. Dahmani als tolk (nr. 415);
  • de curator, bijgestaan door mr. Van Doorn;
  • mevrouw [ambulant begeleider 1] en mevrouw [ambulant begeleider 2] , namens de Zorggroep [zorggroep] .
2.3.1.
Tevens is bij de mondelinge behandeling aanwezig geweest:
- de heer [begeleider] van de [groep] Groep, als begeleider van [appellante] .
2.3.2.
De zoon van [appellante] en de A-G zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 9 mei 2018;
  • het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van [appellante] d.d. 10 september 2018;
  • het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de curator d.d. 16 mei 2019.

3.De beoordeling

3.1.
Bij beschikking van 1 september 2013 heeft de kantonrechter van de rechtbank Limburg de goederen die [appellante] als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren onder bewind gesteld, met benoeming van [de curator] tot bewindvoerder.
3.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, [appellante] onder curatele gesteld wegens haar lichamelijke en geestelijke toestand.
3.3.
[appellante] kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
[appellante] voert in het beroepschrift, zoals aangevuld ter zitting - kort samengevat - het volgende aan.
De kantonrechter heeft zijn beslissing onvoldoende gemotiveerd. Niet duidelijk is hoe de kantonrechter tot het oordeel is gekomen dat sprake is van een geestelijke stoornis. Bovendien levert niet iedere geestelijke stoornis een grond voor curatele op.
[appellante] erkent dat zij begeleiding nodig heeft, maar een maatregel van bewind en/of mentorschap volstaat volgens haar. De ondercuratelestelling levert voor [appellante] geen meerwaarde op, terwijl zij hierdoor wel wordt beperkt. Zij krijgt voldoende begeleiding vanuit [groep] en van haar kinderen.
[appellante] heeft zich in eerste aanleg niet goed kunnen verweren. Tijdens de zitting van de rechtbank werd zij niet bijgestaan door een advocaat en was er geen tolk voor haar. Zij heeft daardoor niet goed begrepen waar het verzoek over ging.
De schulden die [appellante] heeft zijn in het verleden ontstaan. Haar ex-man is hier verantwoordelijk voor.
[appellante] verblijft momenteel met een rechterlijke machtiging in een psychiatrisch ziekenhuis, maar zij verwacht dat zij binnenkort wordt ontslagen en terug kan naar de woongroep van [groep] . Haar toestand is nu rustiger en stabiel.
Over de persoon van de curator (voorheen bewindvoerder) en/of over de uitvoering van de maatregel is [appellante] ook niet tevreden. Er is nauwelijks contact en [appellante] vindt dat zij te weinig leefgeld heeft. Er is bovendien geen persoonlijke klik tussen [appellante] en de curator.
3.5.
De curator voert in het verweerschrift, zoals aangevuld ter zitting - kort samengevat - het volgende aan.
De kantonrechter heeft zijn oordeel gebaseerd op het verzoekschrift, de verklaring vanuit [instelling 2] waar [appellante] al sinds 2015 in beeld is en de toelichtingen op zitting van de curator en de ambulant hulpverlener van [instelling 3] . Bovendien kon de kantonrechter zich zelfstandig een beeld van [appellante] vormen, aangezien zij ook in eerste aanleg ter zitting aanwezig was.
[appellante] lijdt aan schizofrenie en zij is in het verleden vaker opgenomen geweest vanwege waanvoorstellingen. [appellante] is zorgmijder en zij neemt haar medicatie niet of onregelmatig in. Zij heeft geen zelfinzicht in haar ziektebeeld. Dit heeft tot vele problemen en overlast geleid, zowel voor haarzelf als voor anderen. [appellante] kan niet op zichzelf wonen. Vanwege haar zorg mijdend gedrag lukte het niet om [appellante] de begeleiding en hulp te bieden die voor haar noodzakelijk is.
Inmiddels is het gelukt om [appellante] op te nemen in een beschermde woonvorm binnen de [groep] Groep te [plaats 1] . Dit was niet mogelijk geweest door middel van een mentorschap. Het is noodzakelijk dat [appellante] in deze beschermde setting blijft en dat er toezicht is op de inname van haar medicatie. Dit geldt zowel voor haar eigen veiligheid als die van anderen.
Het is de curator geweest die het verzoek in eerste aanleg heeft ingediend, maar de beslissing daartoe is zorgvuldig met een team van betrokkenen genomen: vertegenwoordigers vanuit [groep] , de GGZ en justitie [plaats 2] . Bovendien is hiermee in het belang van [appellante] gehandeld.
De band tussen [appellante] en de curator is niet heel warm, maar dit is voor de uitvoering van de ondercuratelestelling niet noodzakelijk. Het gaat erom dat de curator in het belang van [appellante] de juiste beslissingen neemt.
3.6.
Het hof overweegt als volgt.
3.6.1.
Ingevolge artikel 1:378 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een meerderjarige door de rechter onder curatele worden gesteld wanneer hij tijdelijk of duurzaam zijn belangen niet behoorlijk waarneemt of zijn veiligheid of die van anderen in gevaar brengt, als gevolg van:
a. zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel;
b. gewoonte van drank- of drugsmisbruik,
en een voldoende behartiging van die belangen niet met een meer passende en minder verstrekkende voorziening kan worden bewerkstelligd.
3.6.2.
Vaststaat dat bij [appellante] sprake is van een schizofrene stoornis van het paranoïde type. Bij [appellante] uit zich dit onder meer in achterdocht en angst om vergiftigd te worden door haar begeleiders en verzorgers, waardoor zij niet medicatietrouw is en haar ziektebeeld bij tijd en wijle verergert. Het is voorgekomen dat [appellante] daarbij agressief werd naar haar begeleiders of naar andere personen. [appellante] toont daarbij geen zelfinzicht en zij erkent haar problematiek onvoldoende.
Uit de geneeskundige verklaring, die in het kader van de BOPZ-opname is opgesteld en die zich inmiddels bij de processtukken bevindt, blijkt dat er bij [appellante] met name een groot risico is op maatschappelijke teloorgang wanneer zij niet de hulp krijgt die voor haar noodzakelijk is.
De afgelopen jaren (vanaf 2015) is er al veel ingezet op behandeling, ook binnen het gedwongen kader, maar dit heeft niet langdurig tot het gewenste effect geleid.
De laatste crisissituatie vond eind november 2018 plaats. Dit heeft ertoe geleid dat [appellante] met een rechterlijke machtiging is opgenomen bij [instelling 1] .
3.6.3.
Gelet op de voorgeschiedenis van [appellante] , waaronder haar psychische problematiek, haar huisvestingsproblematiek, de vele politiemutaties, de brief van [instelling 2] en de verklaringen ter zitting, is het hof gebleken dat er bij [appellante] langdurig sprake is van ernstige psychische problematiek, die tot ernstige problemen op diverse levensgebieden heeft geleid.
Daarbij heeft zij de neiging om zichzelf te overschatten en brengt zij zowel zichzelf als anderen in gevaar. Dit maakt dat zij niet in staat om haar persoonlijke belangen en haar veiligheid of de veiligheid van anderen te waarborgen.
Gezien voornoemde voorgeschiedenis valt niet te verwachten dat er binnen afzienbare termijn een verbetering in de toestand van [appellante] zal optreden. Alhoewel het op dit moment beter gaat met [appellante] , is gebleken dat zij met enige regelmaat te kampen heeft met een terugval, doorgaans veroorzaakt door het niet goed innemen van haar medicatie.
Dit maakt dat het voor [appellante] noodzakelijk is dat zij in haar handelingsbekwaamheid wordt beperkt. Temeer, nu er voor haar een passende plek bij [groep] is gevonden en het in haar belang is dat zij van hieruit verder kan worden behandeld en begeleid. Aangezien [appellante] onvoorspelbaar is in haar gedrag, is er onvoldoende vertrouwen dat [appellante] haar verblijf bij [groep] op langere termijn op vrijwillige basis zal voortzetten. Een mentoraat biedt hierbij onvoldoende bescherming. Er is een gerede kans dat [appellante] , wanneer zij handelingsbekwaam blijft, weer op straat belandt. De ondercuratelestelling is tevens van belang omdat deze maatregel het mogelijk maakt om in geval van een crisis acuut op te kunnen treden.
3.6.4.
Aldus komt het hof tot het oordeel dat er bij [appellante] sprake is van een geestelijke toestand waardoor zij haar belangen niet behoorlijk waarneemt of haar veiligheid of die van anderen in gevaar brengt. Gelet op het voorgaande acht het hof een minder ingrijpende maatregel, zoals een bewind en/of mentorschap, niet afdoende.
3.6.5.
[appellante] beroept zich er nog op dat zij in eerste aanleg niet goed is gehoord en zij niet goed heeft kunnen overzien wat het verzoek tot curatele voor haar zou betekenen. Daartoe overweegt het hof dat zij in hoger beroep is bijgestaan door een advocaat, in aanwezigheid van een tolk. [appellante] heeft desgevraagd verklaard dat zij het verzoek begrepen heeft en haar standpunt op zitting goed heeft kunnen toelichten. Aangezien het hoger beroep er tevens toe dient om eventuele omissies te herstellen, kan deze grief van [appellante] niet slagen.
3.6.6.
Voor zover [appellante] nog bezwaren heeft geuit tegen de persoon van de curator, heeft zij deze bezwaren onvoldoende onderbouwd, nog daargelaten dat het functioneren van de curator niet aan het hof voor ligt.
3.7.
Het voorgaande leidt ertoe dat het beroep van [appellante] dient te worden afgewezen. De bestreden beschikking zal worden bekrachtigd.
3.8.
Gezien de aard van de procedure zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht van 23 mei 2018;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.B.M.L. Oomes, C.A.R.M. van Leuven en
H. van Winkel en is op 4 juli 2019 door mr. H. van Winkel uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van mr. C.E.M. Geertsma-van Ooijen, griffier.