In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 11 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de gezagsbeëindiging van ouders over hun kinderen. De zaak betreft de ouders van vier minderjarigen, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming en de Gecertificeerde Instelling betrokken zijn. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 1 maart 2018 deels vernietigd en het gezag van de ouders over de oudste twee kinderen hersteld. De Raad heeft geadviseerd om de bestreden beschikking ten aanzien van de jongste twee kinderen te bekrachtigen, omdat zij zich goed ontwikkelen in hun pleeggezin. Het hof heeft vastgesteld dat de ouders van de oudste kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], zich herhaaldelijk hebben uitgesproken over hun wens om terug te keren naar hun ouders. Het hof heeft geoordeeld dat er onvoldoende perspectief is voor de oudste kinderen in een pleeggezin en dat hun wens tot thuisplaatsing moet worden onderzocht. De Raad heeft benadrukt dat de kinderen gebaat zijn bij stabiliteit en continuïteit in hun opvoeding, en dat de culturele achtergrond van de kinderen van groot belang is voor hun ontwikkeling. Het hof heeft de ouders onder toezicht gesteld en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van een jaar, met de mogelijkheid tot herziening van de situatie. De uitspraak benadrukt het belang van de band tussen ouders en kinderen, evenals de noodzaak om de culturele identiteit van de kinderen te waarborgen.