Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
5.Beslissing
’s-Gravenhage. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [belanghebbende] B.V. tegen de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant over de WOZ-waarde van een bedrijfsobject in Budel. De Heffingsambtenaar had de waarde per 1 januari 2016 vastgesteld op € 136.000, terwijl de belanghebbende een waarde van € 103.000 bepleit. Het Hof oordeelt dat de Heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog is en verklaart het hoger beroep ongegrond. De uitspraak van de Rechtbank wordt bevestigd. De zaak betreft de waardering van een kantoorpand met werkplaats en verkoopruimte, dat in 1956 is gebouwd en in 1998 is gerenoveerd. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde waarde en is in beroep gegaan, maar de Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. Het Hof heeft de argumenten van de belanghebbende en de Heffingsambtenaar tegen elkaar afgewogen en komt tot de conclusie dat de Heffingsambtenaar de waarde op een juiste manier heeft vastgesteld, waarbij de vergelijkingsmethode is gebruikt. De belanghebbende heeft onvoldoende bewijs geleverd om haar bepleite waarde te onderbouwen.